Votum & groet
Zingen: PvN 84/Wat hou ik van uw huis
Zingen: Opwekking 575/Jezus alleen
Gebed
Bijbellezing: Efeziërs 4: 7-16
Zingen: Liedboek Psalm 23c: 1-5/Mijn God, mijn herder, zorgt voor mij
Preek
Zingen: Opwekking 767/Hoe mooi en hoe heerlijk
Gebed
Collecte
Zingen: GK 2006 Gezang 64: 1, 2, 3, 4/Vrede zij u
Zegen
Efeziërs 4, 8-16
[1] Vandaag gaat de preek over werk in de kerk. De aanleiding om het over werk in de kerk te hebben is natuurlijk dat zo meteen Jolande Beunder wordt bevestigd als diaken. Bij de vorige bevestiging van ambtsdragers deden ook net Johan en Willeke belijdenis van hun geloof en daar ging vanzelf veel aandacht naar toe. Volgens mij heb ik toen ook gezegd of ik heb het in elk geval gedacht, dat ik een volgende keer meer wilde gaan zeggen over het werk in de kerk, over ambten en taken en klussen daar. Nou, dat is dus vandaag.
En het eerste wat ik van je vraag is om een stap terug te doen. Of in feite om zelfs twee stappen terug te doen. Stap 1 is deze: [2] wij hebben vier-, vijfhonderd jaar geleden het plaatje van het werk in de kerk ingevuld met iets als de vorm die we nu nog hebben, van dominee en ouderling en diaken. Van de dominee zeggen we dat hij een soort ouderling is, maar hij is wel de enige die preekt en doop en avondmaal bedient. Een ouderling vinden we verantwoordelijk voor zeg maar het beleid van de kerk en voor de pastorale zorg. En een diaken is vooral verantwoordelijk dat de praktische zorg voor elkaar in de gemeente goed werkt en natuurlijk voor hulp buiten de kerk, waar dat kan. Dat is het plaatje, toch?
Als dit het plaatje is, dan kunnen jij en ik de bijbel gaan lezen en dan komen we tot de conclusie dat dit plaatje past binnen het kader van de bijbel, sterker nog, dat er ook bijbelse lijnen en adviezen zijn, die in dit plaatje tot hun recht komen. Voor dat bijbelse kader: bij voorbeeld Paulus heeft het in zijn Brief aan Timoteüs over ouderlingen en diakenen – nou, dat sluit dus mooi aan. Voor die bijbelse lijnen: een bijbelse hoofdlijn is liefde, dus is het goed om ambtsdragers te hebben, concreet: diakenen, die er op letten dat we die onderlinge liefde in de praktijk brengen. En er is nog veel meer. Het plaatje klopt.
De stap terug die ik van je vraag is deze: dat je binnen de kaders van de bijbel en rekening houdend met bijbelse lijnen, dat je dan ook bij andere plaatjes uit kunt komen. [3] Het kan ook anders. De vorm waarin wij het werk in de kerk hebben gegoten is een bijbelse vorm, maar het is niet de enige bijbelse vorm. Even heel simpel gezegd: in elke club of organisatie van mensen is het goed om af te spreken dat een paar mensen wat verantwoordelijkheid op zich nemen. Je zou dat een sociaal contract kunnen noemen, maar dan is daar niets nieuws aan. En uiteraard maakt God in de kerk gebruik van dit scheppingsgegeven. Dat het een goed idee is om in een club of organisatie van mensen, een paar mensen te benoemen met wie je afspreekt dat zij er op letten dat de boel niet in het honderd loopt. Maar hoe je dat invult, dat kan verschillen.
Op zich geeft Paulus zelf in het stukje dat we lazen uit de bijbel een goede illustratie. Hij heeft het ook over werkers in de kerk, maar daar in die brief noemt hij vier categorieën: [4] apostelen, profeten, evangelisten en herders-en-leraren. Nou, zeg het maar. Nu zijn die apostelen duidelijk mensen van toen, in elk geval de twaalf, de leerlingen van Jezus, maar waarschijnlijk ook nog een groep andere oor- en ooggetuigen van het werk en de woorden van de Heer, met Paulus zelf als nakomertje van die groep. Maar zij zijn er vandaag niet meer, dus hen moet je vandaag niet willen kopiëren. Dan profeten, dat zijn in elk geval de mannen en vrouwen die God het toen ingaf om de gemeenten de weg te wijzen. Op zich heeft op een gegeven moment de bijbel zelf, het Nieuwe Testament, die taak grotendeels overgenomen, maar de Geest is natuurlijk vrij om ze steeds opnieuw aan het werk te zetten.
Dan evangelisten, wie zijn zij dan? Je komt deze werkers een paar keer tegen in het Nieuwe Testament. Het lijkt te gaan om, zeg maar, apostelen van de tweede generatie: geen oog- en oorgetuigen, maar wel mensen met de taak het goede nieuws van het koninkrijk van God verder te vertellen. En als vierde categorie noemt Paulus herders-en-leraren. Dat is volgens mij één functie, zeg maar de herderlijke leraar. En wie weet loopt er een lijntje naar de dominee vandaag. Mijn punt is dit: er is een bijbels kader, er zijn bijbelse lijnen, de invulling is open. Een stapje terug: het trio dominee, ouderling, diaken is bijbels, maar niet de enige mogelijkheid.
Maar eigenlijk moet ik je vragen nog een stap terug te doen. Ik wil je vragen je niet alleen niet blind te staren op de ambten, zoals wij die hebben. Ik wil je ook vragen je niet blind te staren op de kerk, zoals wij die hebben. [5] Ook die kerk kan anders, kun je anders bekijken, een ander plaatje bij hebben. Laat me vertellen hoe ik hierbij ben uitgekomen. De preek wilde ik graag dat moest gaan over werk in de kerk. Op zoek naar een Bijbelgedeelte daarover kwam ik uit bij Efeziërs 4, volgens mij een logische keus. Het eerste wat me opviel was dat Paulus een ander rijtje ambtsdragers opnoemt dan wij hebben, dus leek het me goed om dat eerst aan te kaarten: dat je het werk in de kerk op verschillende manieren bijbels kunt invullen. Maar toen ik verder nadacht kreeg ik de indruk dat Paulus niet alleen een ander plaatje heeft bij de kerkwerkers, maar dat hij ook een ander plaatje heeft bij de kerk. Dus komt hier stap twee: laat ook het plaatje dat je hebt bij ‘kerk’ even los. Want dit is het plaatje van Paulus: het gaat eigenlijk om de nieuwe mensheid. [6] Dat is wat hij op het oog heeft. De nieuwe mensheid.
Hoe kom ik daarbij? Om te beginnen: in heel deze brief gebruikt Paulus zegge en schrijve maar één keer het woord ‘kerk’. En dat is in hoofdstuk 1: 22-23: [7] ‘Hij [God] heeft alles aan zijn [Christus’] voeten gelegd en Hem als hoofd over alles aangesteld, ten behoeve van de kerk, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervuld.’ Zie je het staan? ‘Kerk.’ De enige keer in deze brief dat Paulus dat woord gebruikt. En zelfs hier gebruikt hij het niet… Nee. Hij gebruikt een woord dat wij vertalen met kerk. En dan kan het zomaar dat het woord dat hij gebruikt meer kleuren heeft dan alleen deze betekenis. Dat moet haast wel, omdat het hele woord kerk en het hele ding kerk nog niet was uitgevonden. En Paulus’ woord hier betekent ook volksvergadering, zeg maar tweede kamer… Als Paulus dat nieuwe ding, dat wij kerk zijn gaan noemen en dat wij de vorm hebben gegeven die het nu heeft, als hij dat een naam moet geven, dan noemt hij het volksvergadering. En volgens mij ziet hij de mensen daar, die het evangelie gehoord hebben en hun hart eraan verloren zijn, volgens mij ziet Paulus die als de vertegenwoordigers van: de nieuwe mensheid.
Luister maar naar het verhaal dat Paulus vertelt. Zijn verhaal draait om Christus. Uiteraard draait zijn verhaal om Christus, want Paulus’ eigen leven draait om Christus en wat Paulus heeft ontdekt is dat de hele wereld en de hele geschiedenis om Jezus Christus draaien. ‘God heeft alles aan zijn voeten gelegd en Hem als hoofd over alles aangesteld, ten behoeve van [8] denieuwe mensheid, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervuld.’ Dat is een kern van deze brief. Hierbij sluit Paulus aan in het stukje dat wij lazen, wanneer hij in Efeziërs 4: 7-10 een link legt met Psalm 68: [9] ‘Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft. Daarom staat er: ‘Toen Hij opsteeg naar omhoog, voerde Hij gevangenen mee en schonk Hij gaven aan de mensen.’ ’Hij steeg op’ – wat betekent dat anders dan dat Hij ook is afgedaald naar wat lager ligt, naar de aarde? Hij die is afgedaald is dezelfde als Hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen.’
Het draait om Christus. In deze unieke mens is God naar ons toegekomen. Hij heeft bij ons gewoond. Maar toen Hij hier zijn taak had volbracht, zijn taak om mens te zijn, echt mens te zijn, zuiver en goed, helemaal nieuw en tegelijk helemaal zoals God altijd al had bedoeld, toen Hij die taak, trouw en vol liefde helemaal had volbracht, tot aan de dood aan het kruis, toen zei God: dit is wat Ik zocht. Jij verdient het. Jij verdient het nieuwe leven. Kom naar de troon waar je recht op hebt en regeer. En laat in jouw voetspoor, laat in jouw kielzog andere mensen opstaan, nieuwe mensen, een nieuwe mensheid, één met jou, gestuurd door jou, begeesterd door jou, jouw lichaam. Een nieuwe mensheid met een heel nieuw menszijn.
Vervolgens, en ik volg gewoon het gedeelte dat we lazen, [10] noemt Paulus dan die apostelen, profeten, evangelisten en herderlijke leraars als gaven van Christus om die nieuwe mensheid toe te rusten. Toerusten – voor het werk in Christus’ dienst. Want kijk, die hele nieuwe mensheid leeft voor Christus, ieder op zijn plek in deze wereld van God. Wat ze aan leiding nodig hebben is vooral toerusting, noem het training, maar dan haast zoals een spalk bij een botbreuk: zodra het weer aangegroeid is, kan het zonder. Dat je niet denkt dat de kerk er is zodat er werkers, ambtsdragers kunnen zijn. Integendeel. Het mooiste resultaat van ambtsdragerswerk is dat je jezelf overbodig maakt.
We lezen verder. [11] ‘Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus.’ Eerst weer even een stapje terug voor het goede plaatje. Ik kan me goed voorstellen dat jij bij ‘eenheid in de kerk’ denkt aan: o ja, we zijn hier met allemaal verschillende mensen van verschillende leeftijden en met verschillende ideeën en met verschillende verwachtingen – en toch horen we volgens de bijbel bij elkaar. En dat is ook zo. Maar als Paulus hier zou zijn, dan zou hij ons allemaal volgens mij helemaal niet zo verschillend vinden. Voor hem zouden wij allemaal heidenen zijn – één pot nat. Voor Paulus, je leest het in Efeziërs 2, was er één grote scheidingsmuur geweest: het onoverbrugbare verschil tussen Joden en heidenen. De rest was bijzaak, of je nu een Afrikaanse, Europese of Aziatische heiden was deed er niet toe. Hoe kwam Paulus daarbij?
Omdat God zelf zo had gekozen. Toen God voor het eerst met een mens, met een mensheid begon, toen ging dat faliekant mis. Adam en Eva zondigden. Toen heeft God er op een gegeven moment voor gekozen om met één volk, het volk van Abraham verder te gaan. Weliswaar hield God vanaf het begin een raampje open, dat in Abraham alle volken gezegend zouden worden, maar vooralsnog: Israël. In dat volk investeerde God. Die mensen gaf Hij een plek in een nieuw paradijs, het beloofde land. Die mensen gaf Hij zijn leefregels, lééf-regels. Die mensen gaf Hij een plek om Hem te ontmoeten. Die mensen gaf Hij een systeem van offers, voor elke keer dat het toch mis zou gaan. Israël was Gods nieuwe mensheid. En als het goed ging met Israël, dan zag je dat ook. Het koningschap van David! Het vrederijk van Salomo! En toch was, pijnlijk genoeg, de slotconclusie: het lukt niet. Het lukt Israël niet om een nieuwe mensheid te zijn.
Gods antwoord was dat Christus kwam. De ene zoon van Adam, de gezegende zoon van Abraham, de grote zoon van David. Alles wat Israël had moeten zijn, alles wat de eerste mensheid (die van Adam) had moeten zijn, nam Hij in zich op en volbracht het. Maar dan kan er ook iets nieuws ontstaan, een nieuwe mensheid. Nooit buiten Christus om, natuurlijk niet. Hij is de mens die de dood overleefde, bij Hem moet je zijn als je erbij wilt horen, jouw leven moet één zijn met dat leven van Hem, zijn lichaam moet je wezen. Maar kennelijk kan dat, voor iedereen. De taak van Israël om een nieuwe mensheid te zijn is door Christus opgenomen en vervuld. Nu kan, via geloof in Hem, iedereen nieuw mens zijn, bij de nieuwe mensheid horen, een mensheid waarop de dood geen vat meer heeft. En het maakt niet uit of je Jood bent of heiden. Want: allemaal allereerst volk van God. En als Paulus daarover doordenkt: het maakt ook niet uit of je man bent of vrouw, want: allemaal allereerst nieuwe méns. En zelfs, als je doordenkt: het maakt niet uit of je vrij mens bent of slaaf. Dat wil zeggen: ieder mens die bij Gods nieuwe mensheid hoort, die is per definitie van geen mens een slaaf – eat that, Filemon.
Waar waren we? De nieuwe mensheid is een eenheid, omdat God in Christus de oude tegenstelling tussen Joden en heidenen gepasseerd is. En hoe gaat dat er uit zien dan? Vers 15: [12] ‘Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toegroeien naar Hem die het hoofd is : Christus.’ Opnieuw: beperk dit niet tot ons eigen kerkelijk leven vandaag. Natuurlijk gaat het daar ook over, over ons eigen kerkelijk leven vandaag. Maar het gaat daarover, over dat kleine, omdat het over het grote gaat. De waarheid is dat met de overwinning op de dood van Christus het koningschap van God een nieuwe fase is ingegaan. Dat is de waarheid. Die waarheid is vol van liefde, is liefde, genereert liefde. Nu Christus overwinnaar is, nu Hij de dood heeft overwonnen, nu creëert Hij ruimte voor het rijk van God, het nieuwe leven, de nieuwe mensheid. En de kracht van zijn liefde, oftewel zijn Geest, sleept jou daarnaartoe, of je nu wil of niet.
En eigenlijk wil je helemaal niet. Het is net als ’s morgens vroeg, je blijft liever in je bed liggen. Liggen stinken. Het is net als… zeg het maar. Natuurlijk ben je er bang voor. Hoe meer je je eigen leven op orde hebt, hoe banger je ervoor bent. Dat die oude Schepper van ons ook nog ergens zijn ideeën blijkt te hebben van hoe het echte leven eruit ziet en hoe een nieuwe mensheid kan ontstaan. Heb jij net je hele leven geïnvesteerd in je eigen veiligheid creëren – lekker roddelen, lekker anderen onderuithalen, lekker jezelf beter voordoen dan je bent, lekker dit, lekker dat – trekt Hij in één keer het tapijt onder je vandaan. Jouw waarheid interesseert Hem niet. Jouw zelfbescherming lacht Hij om. Waarheid, mensen! Liefde! Punt!
Wees niet bang, alsjeblieft. Je krijgt de tijd. Je mag oefenen. Je mag vallen en weer opstaan. En je bent niet alleen. Terwijl jij langzaam, de ogen knipperend, probeert te wennen aan het licht in je leven, kijk dan om je heen, er zijn er meer zoals jij. Net zulke stuntelaars als jij, net zo bang voor het licht omdat het donker zo prettig leek. En kijk omhoog, naar Christus, ons hoofd. Er zijn vast allerlei diepe theologische redenen waarom Christus ons hoofd heet en er zijn vast allerlei diepe theologische betekenissen van die naam, ‘hoofd.’ Maar de mooiste reden waarom Christus ons hoofd heet lijkt mij, en neem het me vooral niet kwalijk, dat Hij dan naar ons kan glimlachen, naar jou en naar mij.
En soms is het alsof ik Hem hoor zegen, maar ik ben geen profeet, dus neem het met een korrel zout, of ik Hem tegen mij hoor zeggen: ga Ik te snel? En ik denk, in mijn hart, ja, Heer, veel te snel voor mij – maar ik zeg: nee, Heer, gaat prima zo. Doorgaan! En soms vraag ik jou, mijn broer of mijn zus, of jij voor mij wilt bidden, zodat ik mijn Heer een beetje kan bijhouden in mijn leven; of jij voor mij die spalk wilt zijn, als ik weer eens rondkreupel nadat ik ben gevallen. En soms vragen wij als kerk aan jou, aan mij, om dat voor ons te zijn, ons bij de waarheid te houden als ouderling, ons bij de liefde te houden als diaken. En terecht vraag jij jezelf dan af: waarom? En waarom ik? Het antwoord is hierom: [13] ‘Vanuit dat hoofd krijgt het hele lichaam [van de nieuwe mensheid] samenhang en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt op eigen wijze bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.’ Door de liefde. Hoe anders?
Amen.