04 februari 2024 – Psalm 88 – Gelukkig, een verdrietige psalm

Welkom

Votum & groet  Sela/Votum & groet

Zingen:                Opwekking 518/Heer, U doorgrondt en kent mij

Gebed

Bijbellezing:        Psalm 88                                                                                                                     

Zingen:                 PvN Psalm 130/Uit de diepten

Preek:                   Psalm 88: 19

Zingen:                The Psalm Project, Psalm 22/Mijn Gods, waarom

Apostolische Geloofsbelijdenis                                                                                                            

Zingen:                Lied 885: 1, 2/Groot is uw trouw, o Heer

Gebed  

Collecte

Zingen:                 Psalm 150: 1, 2/Loof de Heer uw God alom

Zegen                  

Psalm 88, 19

[1]       Gelukkig, een verdrietige Psalm.

            Misschien is deze preek vandaag wel niet voor jou. Misschien is deze preek vandaag wel voor een ander. Want deze preek vandaag gaat over een Psalm, die anders is dan de meeste andere Psalmen. Best veel Psalmen lopen goed af. David of iemand anders heeft iets moeilijks meegemaakt, een achtervolging door vijanden, een ziekte, ruzie met vrienden, noem maar op, en hij schrijft daar dan een Psalm over. Maar negen van de tien keer gaat dat zo: ‘Ik zat in de problemen – ik riep tot God – Hij antwoordde en redde mij – nu zal ik Hem voor altijd danken!’ Toch? En dat gaat niet alleen op voor de meeste Psalmen. Ook een heleboel Opwekkingsliederen gaan zo. Behalve dat ze dan de problemen ook nog wel eens overslaan. Maar deze ene Psalm is anders. Deze ene Psalm beschrijft een keer dat het niet goed afloopt. [2] En daarom zeg ik: misschien is deze preek vandaag wel niet voor jou. Misschien is deze preek wel voor die één op honderd, die het gevoel heeft dat haar verhaal niet goed afloopt.

            Hoewel, één op honderd? Heb je het opschrift gezien boven deze Psalm? ‘Een lied, een psalm van de Korachieten. Voor de koorleider. Op wijs van De rietpijp. Een beurtzang, een kunstig lied van de Ezrachiet Heman.’ Als je dit opschrift vergelijkt met de opschriften boven de andere psalmen, dan is het opvallend hoe uitgebreid dit opschrift is. En de helft ervan begrijpen we niet. Wie is die Heman? Wat is die rietpijp? We gokken maar wat. Maar misschien, en dit heb ik niet eens zelf verzonnen, misschien mag je er toch een conclusie uit trekken. Wat als dit lange opschrift gewoon betekent dat deze Psalm, op het moment dat iemand de Geest kreeg en deze honderdvijftig Psalmen bundelde tot het Psalmboek zoals wij nu hebben, wat als het betekent dat ze deze Psalm in niet één, in niet twee, in niet drie, maar in wel vijf verschillende bundels hadden gevonden? Het blijft één Psalm, heel uniek. Maar het kan zomaar dat deze Psalm in alle mogelijke liedbundels was opgenomen geweest. Kennelijk ben je niet uniek als je denkt: gelukkig, een verdrietige Psalm. En over deze Psalm gaat de preek vandaag.

            Volgens mij zijn er drie opvallende elementen in deze Psalm, waarover ik vandaag met jullie wil nadenken. Wat mij opvalt is hoe de Psalm omgaat met de dood, wat mij opvalt is hoe de Psalm zich uitspreekt over eenzaamheid en wat mij opvalt is hoe er gesproken wordt over de hand van God. [3] De dood, de eenzaamheid en de hand van God.

            Dus als eerste valt me op hoe de Psalm omgaat met de dood. [4] Dat begint er al mee hoe de dichter, die dus echt nog wel in leven is, zichzelf beschrijft als iemand die al dood is. In het Nederlands zeg je dan: met één been in het graf en misschien is het ook wel zoiets. En ik denk dat dat kan, dat je nog wel  leeft, maar dat je de dood als zó dichtbij ervaart, dat je zo goed als dood bent. Het kan je overkomen, als je fysiek door je reserves heen bent, dat je voelt, dat je weet dat het einde komt. Het kan je ook overkomen, als je mentaal door je reserves heen bent, dat je weet dat er niks meer tussen jou en het donker instaat. Het beeld van de dood als een zwart gat, zo’n geïmplodeerde ster in de ruimte met zo’n grote zwaartekracht, dat zelfs het licht er niet aan kan ontsnappen. Zo is de dood en als je daar dichtbij komt, dan voel je je verloren, overgeleverd aan de macht van het duister.

            In deze Psalm gaat het over de dood als de plaats waar je honderd procent van God los bent. Dat is wel terecht, als je bedenkt dat God zelf de God van het leven is. [5] Als je in de Bijbel het Evangelie van Johannes leest, moet je daar maar eens op letten. God is heilig, natuurlijk, God is liefde, dat noemt Johannes ook, maar kennelijk, als je nadenkt over wie God is, als je probeert dat in een woord samen te vatten, kennelijk is ‘leven’ dan een heel goed woord. ‘Ik ben,’ zegt Jezus, ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ Maar als dat zo is, als God de God van het leven is, als God aan de kant van het leven staat, als leven is wat God wil, wat God geeft, waar God voor gaat, wat is dan de dood nog? De dood is dan de plek waar je van God los bent. De Psalm zegt: ‘Doet U wonderen bij de doden, staan schimmen op om U te loven? Komt uw liefde in het graf ter sprake of uw trouw in de afgrond?’ Het zijn vanzelf retorische vragen en het antwoord is nee, uitroepteken. En dat is precies de reden waarom het zo erg is dat jij nu dood gaat. Want dan houdt alles op.

            Het kan zijn dat dit voor jou toch te somber is. Want jij gelooft in God en in Jezus en in zijn overwinning op de dood en dus in leven na de dood. Dan ben je natuurlijk niet de enige. Niet de enige hier in de kerk en ook niet in de Bijbel. Er zijn andere Psalmen, die de dood ook zien als een zwart gat, maar die het vertrouwen uitspreken dat God toch sterker is, dat God toch een weg kan vinden voorbij de dood. Psalm 16, 11 bij voorbeeld: ‘U wijst mij de weg van het leven: voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.’ Of Psalm 73: 23 en 24: ‘Maar nu weet ik mij altijd bij U, U houdt mij aan de hand en leidt mij volgens uw plan. Dan neemt U mij weg, met eer bekleed.’ En er is vast nog wel meer te noemen. Maar op z’n minst kunnen die beide ervaringen of verwachtingen wel naast elkaar staan. Aan de ene kant het vertrouwen op God, die als God van het leven het leven zal geven. En aan de andere kant de muur van de dood, die dreigt om te vallen en je te verpletteren. En mocht die ervaring de jouwe eens zijn, kennelijk ben je dan toch niet van God los. Want precies God vond het een goed idee om te zorgen dat tussen alle Psalmen met een happy end dit ene lied z’n plek zou vinden. God had het zelfs voor de zekerheid in vijf verschillende bundels terecht laten komen, zodat Hij zeker wist dat het in ons Psalmboek zou komen – een beetje goddelijk vals spelen om jou te bereiken. Als jij degene bent die vastloopt en misschien wel denkt: ik ben de enige, bij anderen loopt het altijd goed af – dan zegt God vandaag tegen jou: Ik zie je. [6] En ik denk: gelukkig, een verdrietige Psalm.

            Dat is het eerste element van deze Psalm, dat ik opvallend vind voor vandaag. Het tweede opvallende element dat ik noem, is hoe de Psalm zich uitspreekt over eenzaamheid. ‘Bekenden hebt U van mij vervreemd, afgrijzen roep ik bij hen op.’ ‘Mijn beste vrienden hebt U van mij vervreemd, mijn enige metgezel is de duisternis.’ Wat de Psalm hier vertelt is dat er situaties zijn, waarin je eenzaam bent. Dat er dingen kunnen zijn, waarvan je merkt dat je ze ontzettend moeilijk met iemand kunt delen. Dat het je kan overkomen, dat je je helemaal teruggeworpen voelt op jezelf. [7] Ik moet eerlijk zeggen, als ik in deze spiegel kijk, dat ik ervaren heb dat er altijd mensen om me heen zijn geweest, die bereid waren mij te steunen. Maar met dat ik er zo aan terugdenk, realiseer ik me ook dat ze er niet permanent konden zijn. En dat je daartussen echt wel alleen bent. En ook dit: dat ook vrienden soms niets aan de situatie kunnen veranderen. Wat is dan de boodschap van deze Psalm?

            Misschien is de eerste boodschap wel: erken de pijn en hou je mond. Erken gewoon dat mensen soms zo overrompeld kunnen worden door ellende, dat jij als vriend het gewoon ook niet weet. Soms denk ik wel dat we als mensen de schreeuwende behoefte hebben om elkaar te troosten, omdat we het niet aandurven om echt zo verdrietig te zijn. Dan zeggen we tegen een vriend met verdriet dat er licht is aan het eind van de tunnel, maar dan zeggen we dat vooral omdat we er niet aan moeten denken dat het ons zou overkomen en wij geen licht aan het eind van de tunnel zouden zien. Maar dan is dat jouw probleem en niet dat van je vriend die verdriet heeft. Ken je het verhaal van de drie vrienden van Job? Job had verdriet, groot verdriet. Zijn vrienden kwamen om hem te troosten. Een hele week lang zaten ze bij hem en hielden hun mond. Toen begon er één te spreken en toen ging het mis. En even later worden ze gecorrigeerd door God zelf. Hun spreken was minder dan zilver, hun zwijgen was goud. [8] Dus dit als eerste boodschap over eenzaamheid in deze Psalm: je kunt als vriend niet alles oplossen.

            Maar misschien dan als tweede boodschap: je kunt er wel bij blijven. [9] Opnieuw, als ik terugdenk aan een verdrietige tijd die ik me van mezelf herinner, dan was het feit dat er mensen waren die niet bij je wegliepen al heel wat. En eigenlijk vraagt de schrijfster of schrijver van deze Psalm daar ook om, tussen de regels door. De pijn is dat vrienden vervreemd zijn, verwijderd, op afstand. Ze zijn er niet. En kijk, zo’n vriend is niet wat jij wilt zijn. Jij wilt juist trouw zijn. En dat het dan niet gaat om wat je zegt, maar om wie je bent. En ergens denk ik opnieuw dat precies deze Psalm dan is wat een vriend hoort te zijn. Eén Psalm op honderd die erkent dat het niet áltijd mooi weer is en dat het niet áltijd goed afloopt. Eén Psalm die erkent dat er soms alleen maar verdriet is en die dan niet bij je wegloopt. Gelukkig, een verdrietige Psalm.

            En het derde element van deze Psalm dat mij opviel voor vandaag: hoe deze Psalm het heeft over de hand van God. ‘Ú hebt mij onder in de kuil gelegd, in het duister van de diepte, uw toorn drukt zwaar op mij, uw golven gaan over mij heen.’ En ook: ‘Waarom, Heer, verstoot Ú mij en verbergt U voor mij uw gelaat?’ En in feite ook: ‘Mijn beste vrienden hebt Ú van mij vervreemd.’ Ú! Wat krijgen we nou? Geloof me, als iemand zo bij mij zou komen, bij mij als dominee bedoel ik, dan zou ik je tegenspreken. Hé man, God is goed en God is liefde. [10] Het kwaad, de dood, de pijn, geloof me, het komt niet bij Hem vandaan! Ik meen het. Ik vind dat je kritisch mag zijn op het hele idee, dat iets wat pijn doet minder pijn zou doen, wanneer het God zou zijn die je pijn doet. Want volgens mij wordt de pijn er alleen maar erger van, als het niet mensen zijn die je iets aandoen, of stomme pech, maar God zelf. Maar God is niet de God van dood, ziekte, verdriet en eenzaamheid. Hij is de God van leven, liefde, vreugde en vriendschap.

            Maar goed, ik kan honderd keer dominee zijn, tegen een Psalm kan ik natuurlijk niet op. In al zijn of haar wijsheid brengt ze onder woorden wat ze ziet: de hand van God. Wat haar overkomt heeft God niet voorkomen, gaat niet buiten Hem om, het loopt Hem niet uit de hand. [11] En dan ontstaat er een gesprek. Dat wil zeggen: het begin van een gesprek. Dat deze Psalm het uitspreekt tegen God. Dat jij het met deze Psalm uitspreekt tegen God. Hoe zit het dan Heer? Waar bent U nu? God van leven, God van licht, ik zie het niet. Is dit het dan? Laat U mij zitten? Het begin van een gesprek. Maar soms zwijgt God. Zie deze Psalm. Zie je eigen ervaring. En wat betekent dat dan, het zwijgen van God? Betekent het misschien dat Hij geen antwoord heeft? Betekent het misschien dat Hij je zwijgend vraagt Hem toe te staan dat Hij geen antwoord geeft, maar dat Hij nog wel je Vader wil zijn en dat Hij jou vraagt om ook nu, juist nu, in al je verdriet, daarmee te beginnen dat jij nog zijn kind wil zijn? Het enige wat ik zeker weet is dit: als God het zo geregeld heeft dat deze Psalm in de Bijbel staat, dan zegt dat mij dat Hij ons serieus neemt, ook als wij Hem kwijt zijn. Gelukkig, een verdrietige Psalm.

            En ergens, en daarmee kom ik in de buurt van het einde van deze preek, ergens denk ik dat onze Heer Jezus het ook zo gezien heeft. [12] Als je leest wat Hij heeft meegemaakt aan het eind van zijn leven, hoe Hij leed in de Hof van Getsemane. Hoe Hij de dood in de ogen moest kijken, geen ontkomen meer aan. Wat moet het daar zwart zijn geweest voor Hem. En alle mensen van wie Hij toch echt dacht, van wie Hij wist dat ze zijn vrienden waren, ze waren weg. Ja, ze zwegen, maar dat was omdat ze sliepen, zij wel, Hij niet. En in dit alles wist Hij de hand van God. Geen ontkomen aan, dit donker, deze eenzaamheid, Hij had het zelf met zijn Vader besproken, dit was de enige weg, de weg van van elkaar los, van God los, geen leven, geen liefde, geen vreugde, geen vriendschap. Au, au, au. En dan even later op Golgotha kreunt Hij het uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Psalm 22 is dat. Het had ook 88 kunnen zijn. ‘Mijn enige metgezel is de duisternis.’

            Wat betekent het als je deze Psalm leest in het duister van wat Christus is overkomen? Het betekent volgens mij twee dingen. Het eerste wil ik zo zeggen: volgens deze Psalm is er geen licht aan het eind van de tunnel. Juist het duister van Getsemane laat zien dat duisternis ook volkomen kan zijn. En tegelijk neemt God het op zich om wel een uitweg uit het donker van de dood te graven, een onverwachte wending. Waardoor je wel kunt zeggen dat er licht is aan het eind, maar dan om de hoek. Je ziet het niet. Je ziet een donkere tunnel. En ik doe er goed aan jou niet voor te houden dat ik het wel zie. Alleen Christus mag dat zeggen: wie Mij door het donker volgt, die leid Ik naar het licht. [13] Hij wel.

            En dat is het tweede wat er gebeurt als je deze Psalm leest vanuit Christus. Dat Jezus daar ook is. Als in de kerk al onze liederen alleen maar vrolijk en blij zouden zijn, dan zouden wij vergeten dat Christus het een goed idee vindt zich in het donker te laten vinden. We geloven van Hem dat Hij Gods antwoord is op de diepste vragen die wij kunnen stellen. We geloven van God dat Hij niet bang is voor onze diepste vragen. Integendeel. Hij legt ons de allerdiepste vragen in de mond, door ons Psalm 88 in de mond te leggen. Maar dat betekent samen dan wel, dat als dit jouw vraag is, jouw noodkreet: ‘mijn enige metgezel is de duisternis,’ dat Jezus dan mag zeggen: en Ik. I’ve been there. Ik ben met je.  [14] En wat dat dan concreet voor jou betekent, dat staat vooralsnog nog open. Het kan goed zijn dat Hij zwijgt. Maar dan is zijn aanwezigheid daar wel een stille uitnodiging aan jou: ‘Ik ben jouw God. Maar Ik wil vandaag je naaste zijn, je vriend, je broer. En Ik ben niet van plan om bij je weg te gaan. Vind je het goed dat Ik bij je kom zitten?’ En alles wat je hebt in het duister is het ritme van zijn adem. Maar dat dat voor dan genoeg is.

            Ik begon deze preek met te zeggen: misschien is deze preek vandaag wel niet voor jou; misschien is deze preek vandaag wel voor een ander. Maar eigenlijk denk ik dat ik het anders moet zeggen: misschien is deze preek vandáág wel niet voor jou; misschien is deze preek dan mórgen voor jou. Of overmorgen. Ik denk dat iedereen een keer in een Psalm 88-donker kan vallen. Ik hoop dat je je dan ergens herinnert, dat je niet de enige bent die dat overkomt en ook niet de eerste. Ik hoop dat je dan door je bijbeltje bladert en bij Psalm 88 blijft haken en dat je die leest en dat je dan denkt: gelukkig, een verdrietige Psalm. Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden – al moet God er zelf voor de hoek om.

            Amen.

Scroll naar boven