Votum & groet
Zingen: Lied 868: 1, 2, 3, 4/Lof zij de Heer, de almachtige koning der ere
(De Tien Woorden ->)
Efeziërs 4: 17-32
Zingen: Gezang 237: 1, 3, 4, 5/God, enkel licht
Gebed
Bijbellezing: Zondag 40
Zingen: DNP Psalm 33: 3, 4/Laat wie op aarde wonen beven
Preek
Zingen: DNP Psalm 101: 1, 2, 3, 4, 5, 6/Ik zing, Heer, om uw trouw en recht te eren
Gebed
Collecte
Zingen: Gezang 254: 1, 2, 3/Kom, laat ons vrolijk zingen
Zegen
Zondag 40; Efeziërs 4, 26-27
[1] Vanmorgen is mijn werk eenvoudig. Dit kan gewoon geen moeilijke preek zijn. ‘Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, geef de duivel geen kans.’ Dus: boos zijn kan, maar het wordt zonde als je ermee naar bed gaat, want daarmee geef je de duivel zijn kans. Dus: boos zijn kan, maar het wordt zonde als je ermee naar bed gaat, want daarmee geef je de duivel zijn kans. Laten we eerlijk zijn: daar valt niet zoveel aan toe te voegen. Vanmorgen is mijn werk eenvoudig.
[2] Maar laten we toch nog wat aandacht geven aan de verschillende onderdelen van de boodschap van Paulus. Op zich kan het dus en mag het dus, boos zijn. De Bijbel is een door en door emotioneel boek. Wij zijn Rotterdammers, wij zijn wat nuchterder, maar het gemiddelde karakter in de Bijbel weet er wel raad mee. Verdriet is in de Bijbel echt verdriet, haat is in de Bijbel echte haat, liefde is in de Bijbel echte liefde en ook boosheid in de Bijbel is echte boosheid. Het is er allemaal, het kan er dus allemaal zijn en kennelijk mag het er ook allemaal zijn.
De Bijbel gaat nog een stap verder. Kijk, áls God er van ons nog mag zijn vandaag, dan hebben wij Hem bij voorkeur als huisdier. Als huisdier, ja, en denk nu niet dat ík oneerbiedig ben. Want het is die hoúding, die oneerbiedig is. God mag er zijn op de manier waarop een huisdier er van ons mag zijn: voor de gezelligheid, misschien voor de veiligheid, maar Hij moet vooral braaf zijn en aaibaar en je wilt er ook geen last van hebben. Sorry mensen, maar dat is niet de God die we kennen uit de geschiedenis. De levende God is als een vulkaan. Natuurlijk is Hij gevaarlijk. Alleen, voor Hem geldt ook: Hij is goed.
En zo is er goede woede, de woede van God. De levende God, zoals we Hem kennen, wordt getergd door onrecht. De levende God, zoals we Hem kennen, is kwetsbaar in zijn zuivere, zuivere liefde. En als je Hem verkeerd raakt, maak je zijn woede wakker. Maar zijn woede is ook een kracht, die Hij gebruikt om goed te doen. En jij mag bidden om die woede en om die kracht. ‘Steek in ons uw woede aan, om het onrecht te weerstaan.’ Vergis je niet. Deze woede kan. Deze woede mag.
Maar wij zijn wel mensen en Hij is God. Als je zoekt waar zijn woede vandaan komt, ik garandeer je, dan vind je alleen maar zuiverheid. Hij is God. Hij heeft een zuiver rechtsgevoel. Zijn liefde kan kwetsbaar zijn, maar is ook puur. En ook zijn trots, zijn eergevoel, is nooit misplaatst. Nou, dan wij. Of, laat iedereen voor zichzelf spreken, nou, dan ik. Mijn trots is nogal eens misplaatst. Mijn liefde zit nog wel eens zelfliefde doorheen. En mijn gevoel voor onrecht is niet altijd correct. Dus word ik ook zomaar om de verkeerde reden kwaad. Wat dan?
[3] Dan geeft Paulus je hier het juiste advies. ‘Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid.’ Dat is vanzelf ook een uitnodiging om, nog overdag, die woede van je nog eens tegen het licht te houden. Waar komt het vandaan? Wat heeft me getriggerd? En was dat terecht? En ik denk dat ik me voor mag stellen hoe Paulus dit zelf heeft toegepast. Want als er één bijbels karakter vurig is en emotioneel, dan Paulus. En tegelijk is Paulus de eerste mens die we kennen, die zo diep in zijn eigen hart heeft gekeken. Romeinen 5 tot 8 kun je lezen als een complete psychoanalyse van Paulus door Paulus. En dat hij dan elke dag, elke avond zoiets deed. Zijn dag bekijken, zijn reacties voor zich zien – en er dan het juiste mee doen.
En wat is dan het juiste doen met de woede die je overhoudt? Nou, als het over je huisgenoten gaat of over je man of je vrouw: uitpraten, dus. Laat de zon niet ondergaan over je boosheid. Als God je de kans geeft vandaag iets recht te zetten, zou ik er niet tot morgen mee wachten. Ik heb hier nog wel een aanvullende tip voor wie pasgetrouwd en/of idealistisch is: het is oké om als je boos bent op elkaar dan samen af te spreken dat je morgen nog iets te bespreken hebt, voordat je tot diep in de nacht een moeilijk gesprek hebt terwijl je moet slapen. Maar dat spreek je dan wel samen af. En het is ook oké om jezelf voor te nemen om er morgen mee verder te gaan, als het om mensen gaat die je pas dan weer tegenkomt. Maar dan heb je je boosheid wel onder ogen gezien en weggelegd. En het kan ook nog eens zo zijn dat je weet dat je boosheid terecht is, maar dat je er maar weinig mee kunt gaan doen, vandaag of morgen. Ook dan mag je het bij God neerleggen en ook dan drukt het niet meer op jouw hart. En op al die manieren zet je de duivel van de haat buitenspel.
Maar met deze kanttekeningen hebben we denk ik de boodschap wel te pakken. En kan ik het je gewoon meegeven: zo simpel is het. Dus doe het. En merk dat God je zegent, als je zijn woorden zo serieus neemt.
Maar als je het goed vindt, wil ik er nog wel wat aan toevoegen. En dat is dat zo’n regel als deze op meer dan één niveau aansluit bij God. Het is niet zomaar een goede regel, maar het is een goede regel die aansluit bij Gods plannen, bij Gods karakter, bij Gods ideeën over wat goed leven eigenlijk is. ‘Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid. Geef de duivel geen kans.’ Dat idee, dat het goed is in deze schepping om het ritme van dag en nacht serieus te nemen, dat is wel iets wat God tussen de regels door nogal belangrijk vindt.
[4] Herinner je je hoe Hij de wereld maakte? Nee, daar was jij niet bij, maar Hij wel, en dit is hoe Hij wil dat je het je voorstelt: ‘God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.’ Twee dingen hierbij. Als eerste: dit ritme zit dus diep in deze wereld ingebakken. Als tweede: het was nacht geweest, het was dag geweest, God zag dat het goed was. De wereld is nog niet af – het is nog maar net begonnen. Maar deze dag is af. En deze dag is goed. Geloof me, hier geeft de drummer het ritme aan, het ritme van de goede dag, waarin jij met jouw spel mag inhaken.
En kennelijk vond God dit zelf een goed idee, een belangrijk idee, want Hij houdt het heel de schepping vol. Het was nacht geweest, het was dag geweest, God zag dat het goed was. En als wij mensen op het eind op het podium verschijnen, gaat God van deze gewoonte geen afscheid nemen. En waarom zou Hij ook? Dus wandelt Hij met Adam door de avondschemering in de Hof van Eden. En weet je, er was nog niks wat Gods boosheid of die van Adam kon laten ontvlammen, dus uitpraten was nog niet aan de orde. Maar dit is hoe God en de mens-als-beeld-van-God de dag afsluiten, met elkaar, met vrede. Man, dit was een goede dag.
En opeens krijgt een simpele regel uit een ander Bijbelboek, uit Deuteronomium 24 ook een diepere laag. Deuteronomium 24, 14-15 zegt: ‘Een dagloner, die het al moeilijk genoeg heeft, mag u niet uitbuiten […]. U moet hem nog dezelfde dag, voor zonsondergang uitbetalen […]. Anders […] zal u wat u hem hebt aangedaan als zonde worden aangerekend.’ Geef die duivel van de haat geen kans. Kijk, de Bijbel zegt niet dat God met iedereen wandelt in de avondschemering als met Adam in Eden. Maar kennelijk zat het God wel dwars toen Hij merkte dat er dagloners waren die met een bezwaard hart gingen slapen, omdat ze niet waren betaald. Maar zo werkt dat niet in het Rijk van God.
En dus leert Jezus je twaalfhonderd jaar later zo bidden: ‘Geef ons vandáág het brood dat wij nodig hebben.’ Opnieuw: vandaag. Laat deze dag een dag van vrede zijn en niet van haat. Laat mij aan het eind van deze dag met U mogen terugkijken en zien dat het goed was. En morgen? Je weet precies wat Jezus over morgen zegt: ‘Maak je dus geen zorgen over de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.’ De ene dag als basisritme van je leven. Je slaapt, je ontwaakt, je werkt, je legt je werk neer. En je boosheid leg je neer. En je zorgen. En of je het nu met God deelt tijdens een wandeling of bij een glas wijn, in gebed met Hem of in een gesprek met je naaste, je mag je dag in vrede eindigen. Dit was een goede dag. En als jouw werk nog niet van het niveau is dat het werk van God had bij de schepping, dan mag je dat aan Hem overlaten. Wij zijn geschapen voor de dag van vandaag.
[5] Of gaat je dit niet diep genoeg? Of neem ik nu misschien jou niet serieus, omdat jouw zorgen en wie weet je woede en wie weet je verdriet te diep zijn dan dat je ze ’s avonds opzij kunt leggen? Doe ik dan té simpel in deze preek? Maar laten we dan inderdaad de diepte ingaan. We hebben het over boosheid, en dat je de zon daarover niet moet laten ondergaan. En we hebben het over de dag, de goede dag, als door God gegeven basisgrens, het door God gegeven basisritme van ons leven. En nu moet ik denken aan die ene dag, die we aan het eind van de veertigdagentijd, die dus volgende week begint, gaan herdenken, Goede Vrijdag. De dag dat alles misging. De enige dag dat je met recht ’s avonds zegt: dat was niet goed.
Het was de dag dat het op de middag donker werd. En hoe. Het was de dag waarop alle woede van God zich samenbalde. En hoe. Al zijn opgekropte pijn, omdat zijn liefde gekwetst was en omdat de schepselen die Hij liefhad gekwetst waren en omdat de schepping die Hij liefhad gekwetst was. Al zijn teleurstelling, omdat zijn recht met voeten werd getreden. Al zijn pure boosheid, omdat zijn eer en alles wat mooi was zo besmeurd was. Geloof me, hier zag de duivel zijn kans. Om het God eens goed in te wrijven. ‘Wat ben je kwetsbaar, God. Kijk dan, God, je eigen recht keert zich tegen je. Je staat voor gek, God, en wat kun je nog beginnen met die liefde van je?’ Maar Jezus bleek de gebalde vuist van God, maar dan gebald om alle vuil en slechtheid en onrecht en haat heen. Alsof Hij een glas fijnkneep en de pijn niet voelde of juist wel natuurlijk maar Hij moest het, Hij wilde het, zo ging Hij het kwaad vermorzelen.
En tegen zonsondergang stonden wij met lege handen. Met de schrik in ons hart gingen we slapen, want dit kon nooit meer goedkomen. Hoe zouden we ooit weer met God wandelen in de avondschemering, wie zou ons nu nog beschermen tegen het kwaad en tegen onszelf? En de duivel was de enige die zijn boosheid die avond kon loslaten, maar dat deed hij natuurlijk niet, want hij is de duivel, en woede, haat, is zijn emotie. Het was nacht geweest en het was dag geweest, de laatste dag.
Dus niet. De Heer is opgestaan. Het goddelijke ritme van nacht en dag en het goddelijke verlangen dat je een dag met vrede afsluit, liefde die het wint van haat: het is onoverwinnelijk. God neemt ons werkelijk serieus, onze zorgen, onze woede, ons verdriet. Niet ik, maar Hij zegt tegen je: geef het Mij aan het eind van deze dag terug en laat Mij jou mijn vrede geven. En ik begrijp dat jij en ik dan nog veel huiswerk hebben – meer dan jij en ik aankunnen, welbeschouwd. Maar ik denk dat ik ook begrepen heb dat de Geest van God dan nog veel huiswerk heeft aan ons, dat Hij God zelf ons lokt en leidt in de richting van God en in de richting van Gods beeld zijn.
[6] En in deze wereld klinken de woorden van Paulus. ‘Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, geef de duivel geen kans.’ En ik denk, ja, dat zou moeten kunnen. Mijn verdriet is wel eens groter dan één dag en soms krijg ik, sorry Heer Jezus, ook mijn zorgen er niet onder. Maar boosheid, ja, dat zou moeten kunnen. Als de woede zelf, de duivel, zijn tanden heeft stukgebeten op God-in-al-zijn-kwetsbaarheid, dan moet dus echt geen enkele woede het laatste woord hebben, maar vrede, en liefde.
Aan het eind van zijn brief, Efeziërs 6, roept Paulus ons op om stand te houden. Hij zegt dan: ‘Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel.’ En dan zegt hij: ‘Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad.’ Het is niet zo alsof er geen kwade dagen zijn, alsof een dag geen zware last kan zijn. Dat kan wel en het is ook zo. Maar doe dan ’s morgens vooral de waarheid om als riem en wapengordel, de inzet voor het evangelie van de vrede (ja, van de vrede) als sandalen aan je voeten en bovenal het geloof als schild, waarmee je alle brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven.
En in Efeziërs 4, 24 zei Paulus, we hebben dat ook gelezen: ‘U moet de nieuwe mens aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.’ Ik blijf het toch zeggen, dat is verkeerd vertaald. Wat Paulus zegt is dit: ‘U moet de nieuwe mens aantrekken, die naar Gods bééld geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.’ Want zoals het was in het begin, zo zal het zijn in het eind. En ja, er moet nog gevochten worden en laat de heilige woede van God een kracht van God zijn in je leven. Maar aan het einde van de dag is het zijn Koninkrijk en niet dat van mij. Dus leg je het elke avond terug in zijn handen. Het was nacht, het was dag, en kijk, het is goed.
Amen.