Votum & groet
Zingen: Lied 216: 1, 2, 3/Dit is een morgen
De Tien Woorden
Zingen: DNP 25: 5, 6/Heer, vergeef mijn zware zonden
Gebed
Bijbellezing: Genesis 49: 1-12
Zingen: Psalm 122: 1, 2, 3/Ik was verheugd toen men mij zei
Preek Genesis 49: 8-12
Zingen: Gezang 218: 1, 2, 3, 4/Lof aan Gods Zoon
Gebed
Collecte
Zingen: Lied 425/Vervuld van uw zegen
Zegen
Genesis 49: 8-12
[1] Als je de kans had, welke zegen zou jij dan graag van je vader ontvangen? Wat is het ene wat jij graag van hem zou horen? […] Ik heb een keer een boek gelezen dat was opgebouwd rond het verlangen van zoons dat hun vaders tegen ze zeggen, dat ze zien dat ze het in zich hebben, dat ze uit het juiste hout gesneden zijn. Zou dat werken voor jou? […] En als het over vaders en dochters gaat, sorry hoor, moet ik automatisch denken aan koning Theoden uit In de ban van de ring. Hij is dodelijk gewond op het slagveld en onverwacht neemt zijn dochter hem in de armen. Als hij haar aankijkt, zegt hij: ‘I know your face,’ en daar zit alles in. Hij herkent haar, hij erkent haar, voor alles wat ze waard is. Welke zegen zou jij graag van je vader ontvangen?
Of ben ik je nu al kwijt? Want er zijn ook vaders die een vloek zijn voor hun kinderen. Misschien herinner jij je zelfs letterlijk al die keren dat hij liep te vloeken of te schelden. En dat was fout van hem. Jij bent een schepsel van God en jij moet met respect behandeld worden. Zo eenvoudig is het. Dus als het je hier een beetje helpt mag je in deze vraag natuurlijk ook ‘moeder’ invullen. Welke zegen zou jij graag van je moeder ontvangen? Of anders denk je maar gewoon aan God. Eigenlijk verklap ik daarmee al het eind van deze preek. Over Gods zegen. Maar ik verklap liever alvast hoe de preek afloopt, dan dat ik iemand het idee zou geven dat deze preek niet op jou van toepassing is. Welke zegen zou jij graag horen?
Ik zocht voor vandaag een tekst uit het Oude Testament, die ons op deze zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren nog eens iets kan vertellen over wie Hij is, onze Heer. We hebben Hem zien vertrekken op Hemelvaart, we zien uit naar zijn Geest op Pinksteren – maar wie is Hij nou eigenlijk? En ik kwam uit bij zijn stamboom, bij waar Hij vandaan komt. Jezus is een zoon van David, een zoon van Juda, een zoon van Jakob. In Genesis 49 zegent voorvader Jakob zijn zonen en zegent ook Juda, met een bijzondere zegen. Wat zit daarin, wat iets vertelt over hun achterkleinkind, onze Heer, Jezus Christus, en wat Hij gedaan heeft voor jou en voor mij? En, en passsant, wat zit daar in voor jou en voor mij?
[2] Goed, ik wil vanmorgen niet ingaan op de zegen voor Juda, zonder eerst iets te zeggen over de niet-zegen voor Ruben, Simeon en Levi. Laten we eerlijk zijn: wat die mannen te horen krijgen, dat is niet wat je als zoon van je vader wilt horen. ‘Jij zult niet de voornaamste zijn.’ ‘Vervloekt is jullie grimmige woede, vervloekt jullie ontembare razernij.’ Wat gaat hier mis? Oké, wat hier misgaat kom ik direct op terug, maar de eerste vraag is: wat is hier misgegaan, al eerder? En dit is de realiteit: Ruben, Jakobs oudste zoon, was naar bed geweest met een bijvrouw van zijn vader. Simeon en Levi, Jakobs tweede en derde zoon, hadden een moordpartij op hun geweten. Dat is de achtergrond voor Jakob zijn niet-zegenen hier.
Wat kun je ervan zeggen? Een paar lessen zitten er misschien toch wel in. Bij voorbeeld: er gaan dingen mis, grondig mis. Sommige mensen vinden het leuk om hun eigen stamboom uit te zoeken en doen daar heel veel moeite voor. Waar je geen moeite voor hoeft te doen is het vinden van misstappen van je voorouders. Het zijn allemaal mensen. Er gaan dingen mis, grondig mis. Wees niet naïef en verbaas je daar niet over. Andere les: je sterfbed is niet het juiste moment om dingen uit te praten. Doe dat eerder als het kan. (Vanmiddag, misschien?) En een derde les: Gods ongebruikelijke talent om een vloek te laten kantelen, zodat er zegen uit voortkomt. Gods ongebruikelijke talent om een vloek te laten kantelen, zodat er zegen uit voortkomt. Jakob zegt van Levi: ik zal jullie verstrooien over Jakobs volk, jullie over Israël verspreiden. Komt dat even goed uit, denkt God op het moment dat Hij een stam zoekt om zijn priesters te zijn. Jullie moeten toch al overal wonen! Precies wat ik van mijn priesters nodig heb. Gods ongebruikelijke talent om een vloek te laten kantelen, zodat er zegen uit voortkomt.
Maar goed, na Ruben, Simeon en Levi komen we bij Juda uit en dan is alles koek en ei. Toch? Nee, nog net niet. Jakob had ook in Juda’s verleden kunnen graven en dan had hij ook genoeg vuil bij hem gevonden. Juda heeft een van zijn eigen schoondochters behandeld op een manier… nou, lees Genesis 38 er maar op na. God zij dank mag deze Tamar weten dat er een hoogheilige God is, die haar ziet en haar herkent en haar erkent voor alles wat ze waard is. Hoe dan ook, Juda is niet zonder zonde, dat Jakob hem daarom zou zegenen. Waarom dan wel? Goed, wat we van Juda weten is dat hij het was die zichzelf garant gesteld heeft voor Benjamin. Dat was bij de tweede reis om brood naar Egypte, die ze toen met nog maar tien van de twaalf broers zouden maken. Zoonlief Jozef waren ze al lang kwijt, zoon Simeon was noodgedwongen op reis één in Egypte achtergebleven, Jakob is als de dood dat hij zijn jongste Benjamin kwijtraakt. En toen stapte zoon Juda naar voren. ‘Vader, dat gaat niet gebeuren. Benjamin komt terug, al moet ik achterblijven.’ [3] En daarmee had Juda iets laten zien waarvan Jakob wist dat het van God kwam. En dat mag gezegd worden.
[4] Juda, jou zullen je broers bejubelen [Juda betekent juichen],
voor jou buigt de vijand de nek,
voor jou zullen mijn zonen zich buigen.
Sterk als een jonge leeuw ben jij,
je verovert je prooi, mijn zoon,
en keert naar je leger terug.
Juda gaat liggen als een leeuw,
vol majesteit vlijt hij zich neer –
wie zou hem durven wekken?
Als het waar is dat een zoon van zijn vader verlangt dat hij zegt dat hij het in zich heeft, dat hij uit het juiste hout gesneden is, dan ontvangt Juda hier een zegen waarmee hij verder kan. [5] ‘Sterk als een jonge leeuw ben jij!’ En dan moet het ook haast een soort selffulfilling prophecy zijn, een zegen die zichzelf waarmaakt. Als mijn vader zo over mij denkt, dan ben ik diep van binnen de moeite waard. Maar dan wordt het diep van binnen ook mijn verlangen om zo’n zoon te zijn, of zo’n dochter natuurlijk. En elke keer als ik moet kiezen, dan ervaar ik dat ik echt een keus heb: past mijn gedrag bij de innerlijke leeuw van een Juda, of ben ik zo de innerlijke hyena van een Juda? En volgens mij kan dat heel goed een van de manieren zijn waarop een zegen werkt: ik zie iets in jou waarvan ik je toewens dat het mag groeien – en met dat jij het in mij ziet wordt het ook mijn eigen wens dat het groeit en stop ik daar mijn energie in.
Een leeuw. We zullen natuurlijk nooit weten of het Jakob was die God hier op een idee bracht, of dat het zoals vaker eerder God was die Jakob op een idee bracht, maar negentienhonderd jaar later hoort Johannes in het Bijbelboek Openbaring een van de vierentwintig oudsten het woord nemen voor de troon van God. (Met Openbaring weet je het natuurlijk nooit precies, maar bij die vierentwintig oudsten zouden natuurlijk best de twaalf aartsvaders kunnen horen. In dat geval zou het Juda zelf kunnen zijn die Johannes bijpraat in het boek Openbaring. Als dat zo is en ik was Juda geweest, dan had ik hier staan stuiteren. En juichen. Ik mag de wereld op mijn zoon wijzen, die eigenlijk mijn vader is en iets van zichzelf in mij heeft gezien. Hoe dan ook.) Die oudste zegt: ‘Wees niet verdrietig. Want de Leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald, en daarom mag hij de boekrol met de zeven zegels openen.’ Jakob ziet een leeuw in Juda en verwacht dat God zijn plan via Juda gaat uitwerken. Johannes ziet een Leeuw uit Juda voortgekomen en hoort dat God via Hem zijn plan gaat voltooien. Wat een zegen.
Ook in het vervolg van Jakobs zegen voor Juda merk je dat God hier met Jakob meedenkt.
[6] In Juda’s handen zal de scepter blijven,
tussen zijn voeten de heersersstaf,
totdat hij komt die er recht op heeft,
die alle volken zullen dienen.
Wat Jakob hier zegt is dat Juda de eerste onder zijn gelijken zal zijn, de broer met de beslissende stem. Achteraf vul je in dat dit over koning David en zijn zonen gaat en dat de scepter, de heersersstaf, een koningsscepter is. Toch zouden we dan net even te snel zijn. We weten dat God niet automatisch enthousiast was over een menselijke koning voor Israël – en de geschiedenis heeft bewezen dat best veel koningen voor Israël eerder een vloek dan een zegen waren. Maar goed, God heeft natuurlijk een ongebruikelijk talent om een vloek te laten kantelen, zodat er zegen uit voortkomt.
In het midden van dit deel van Jakobs zegen zit overigens nog wel een puzzel. Het gaat om dat zinnetje: ‘totdat hij komt die er recht op heeft.’ In de Nieuwe Bijbelvertaling staat er al heel eerlijk bij: totdat hij komt die er recht op heeft – [7] Betekenis van het Hebreeuws onzeker. Ook mogelijk zijn de vertalingen: ‘totdat Silo komt’, ‘totdat hij naar Silo komt’, ‘totdat zijn heerser komt’, ‘totdat tribuut is gebracht aan hem’. Nou, zeg het maar. [8] Beetje raar, nietwaar, dat Jakob net als het eropaan komt als het ware begint te stotteren. Of net niet raar, natuurlijk. In deze woorden, vers 10, durf ik te zeggen dat het niet misschien Jakob is die God op een idee brengt, maar dat het werkelijk God is die Jakob op een idee brengt. Maar dat idee, dat plan van God, dat is zo onverwacht en zoveel dieper en groter en tegelijk kleiner dan Jakob ooit had kunnen verzinnen, dat de man over zijn woorden struikelt. En al die generaties na Jakob, Juda en Peres en Hesron – en Boaz en Obed en Isaï – en Mattan en Jakob en Jozef zaten de eeuwen door te puzzelen: wat zegt hij nou? Totdat Maria het baby’tje in haar armen aan koningen uit het Oosten laat zien: hier is Hij, die er recht op heeft, die alle volken zullen dienen.
[9] Vers 11 en 12.
Aan een wijnstok bindt hij zijn ezel,
aan een wingerd het jong van zijn ezelin,
in wijn wast hij zijn gewaad,
in druivenbloed zijn bovenkleed.
Zijn ogen fonkelen door de wijn,
zijn tanden zijn wit van de melk.
Ik ga er van uit dat het hier weer direct over Juda gaat. En dus snap ik het wel als we als christenen de neiging hebben om deze zegen niet helemaal uit te lezen, maar na vers 10 over Christus te stoppen. Maar volgens mij mis je dan net waar het om gaat. Namelijk om het herstel van het gewone leven. Dat er wijn is en wel in overvloed, en dus alle ruimte om je feesten te vieren. En dat er melk is, zodat je je niet druk hoeft te maken over hoe je je kinderen zult voeden. En je ezel heb je om je te helpen bij het zware werk. En het leven is goed in het Judese land. [10] Wijn en melk, vreugde en vrede.
Nu weet ik natuurlijk net zo goed als jij dat je deze woorden eigenlijk moet vergeestelijken. Want sinds wanneer is God een God die zich om ezels bekommert en om nou Gods naam te verbinden aan honderden liters wijn dat is ook niet ideaal en melk wat nou melk. Nee hoor, wanneer Jakob in zijn zegen voor Juda Jezus heeft zien komen, dan is het tijd om over te schakelen naar hogere dingen, diepere dingen. Zoals vergeving van zonden bijvoorbeeld en dat het weer goed is tussen God en ons. Zoals een persoonlijke relatie met God en vriendschap met Jezus. Zoals een gevoel van vrede in je hart en rust die je vindt bij God. En weet je, dit zijn stuk voor stuk geestelijke zegeningen en dank God als Hij jou hiermee zegent. Alleen…
Alleen: alleen mochten een os en een ezel eerder dan mensen getuigen zijn van de komst van God zelf in deze schepping, in een stal in Bethlehem. Alleen is Hij, jouw Heer en Redder, dus net als jij opgegroeid bij zoiets gewoons als melk (en soms een lepel honing). Alleen was de eerste actie van herstel van de Zoon van God bij ons op aarde nu net dat hij honderden liters water in wijn verandert. Kijk dan en kijk dan goed: er rust een vloek op deze wereld en daardoor zijn al die mooie geestelijke zegeningen achter de horizon verdwenen: vergeving van zonden, een relatie met God, zijn vrede in je hart. Maar als God in Christus vergeving van zonden en een relatie met Hem en zijn Geest in jouw leven mogelijk maakt, dan houdt het daarmee niet op. De vloek op deze schepping is de vloek van de vergankelijkheid. Gods zegen voor deze schepping is dat Hij ons bevrijdt van de vergankelijkheid, zie Christus die de dood overwon en niet zal rusten voordat zijn werk voltooid is.
Want natuurlijk zijn we er nog niet: God is nog aan het werk om zijn beloften waar te maken. Alleen: als de vloek van de vergankelijkheid nu nog het laatste woord zou zijn, dan zou je bij al het moois dat je heel concreet meemaakt steeds moeten denken: aan alles komt een eind. Maar nu God je de zegen van eindeloos leven wil geven in Christus, nu gebeurt precies het omgekeerde. Bij al het moois dat jij mee mag maken vandaag en morgen en overmorgen, mag jij daarbij denken: dit is werkelijk alvast een voorproefje van het leven vol zegen van de toekomst. Elke zegen van God is een zegen van God en in zichzelf van oneindige waarde, hoe klein die ene zegen ook lijkt. Melk en wijn en een ezel voor het zware werk.
Terug naar Jakob. Jakob, die in zijn zoon Juda de leeuw zag. Die achter zijn zoon Juda Gods plan zag en wij weten: hij zag Christus. Jakob, die voor zijn zoon Juda een leven van vrede en overvloed zag. Als je de kans had, welke zegen zou jij dan graag van je vader ontvangen? Wat is het ene wat jij graag van hem zou horen? Laten we eerlijk zijn: als iémand jou ziet en jou herkent voor wie je bent en jou erkent voor wat je waard bent, dan is het natuurlijk Hij, God. [11] Maar laten we eerlijk zijn, net zo goed als je in je familiestamboom zwarte schapen tegenkomt, zo goed weet je dat de zonde ook in jouw hart huist. Dus als Hij, God, je dan ziet en je herkent voor wie je bent en erkent voor wat je waard bent, wat ga jij dan te horen krijgen? Hoe gaat dat dan een zegen worden?
Maar moet je horen, Hij is de Schepper God zelf. Vaders (en moeders) kunnen zich diep vergissen in wat ze in hun kinderen zien. En als ze niets doorhebben of doorhadden van wie jij werkelijk bent en wat jij in huis hebt, dan zijn ze echt dubbelblinde sufferds. God is je Vader, omdat Hij je Maker zelf is. Hij kent je door en door. Inderdaad, ook je zonde, en waar de vloek in jouw leven de baas is. Maar weet je, je bent God of je bent het niet en je houdt van je schepping of je houdt er niet van, maar als je God bent en liefde koestert voor je schepselen, dan ben je ook de enige die wat aan die vloek kan doen. Tegenhouden, kantelen, in stukjes scheuren, zichzelf laten vernietigen, uit laten sterven, aan een kruis nagelen, de mogelijkheden zijn eindeloos. En eindeloos zijn ook de mogelijkheden om te zegenen. En om al zegenend datgene tevoorschijn te roepen waarmee je je kinderen zegent.
Dus. Mag Hij vandaag de leeuw in jouw zien? En jij denkt: leeuw? Ik? Ik wist niet dat ik het in me had. Maar Hij is de Leeuw van Juda zelf en zegent jou met zijn eigen kracht. En waar Hij je mee zegent, dat roept Hij in je wakker. Een diep verlangen naar een leven zoals je bent bedoeld. En nee, het is nog niet alle dagen feest. Maar de Geest van God, God zelf is gekomen om zijn zegen in jou leven te gaan verwerkelijken. En niets kan je scheiden van de liefde van God.
Amen.