Votum & groet Sela/Votum en groet
Zingen: Schrijvers voor Gerechtigheid/Met open armen
Gebed
Bijbellezing: Maleachi 3: 6-12
Zingen: Lied 912: 1, 2, 3, 4, 5, 6/Neem mijn leven, laat het Heer (beurtzang)
Preek Maleachi 3: 8
Zingen: Opwekking 428/Genade, zo oneindig groot
[Geloofsbelijdenis=]
Gezang 177: 1, 2, 3, 4/Heer, U bent mij leven
Gebed
Collecte
Zingen: NPB 98: 1, 2/Zing voor de Heer, om Hem te eren
Zegen
Maleachi 3, 8
[1] Nooit meer failliet…
[2] Nee, dat is flauw, misschien heb jij er wel een in je schuur staan, ben jij zo’n Amsterdammer. Het is vervelend genoeg als een bedrijf waar je klant bent failliet gaat. Of nog beroerder, als het jezelf overkomt dat je failliet gaat. En laten we eerlijk zijn, als ik je zou vragen, en ik doe het niet hoor, want dat is natuurlijk privé, maar als ik je zou vragen wie wel eens geld tekort is gekomen, dan zou ik vast niet de enige zijn die dat wel eens meemaakt. Maar dat is privé… Ja, behalve voor God dan. Voor mij zijn jouw financiën privé, ik heb daar niet meer mee te maken dan jij mezelf vertelt of laat zien. Maar als je christen bent dan heb je gekozen voor een God met de voor mensen irritante gewoonte zich overal mee te bemoeien. Met heel je leven. Met alles wie je bent en met alles wat je hebt. Met je relaties, met je agenda, met je geld. En in Maleachi komen we daar een voorbeeld van tegen, van dat God zich bemoeit met ons geld, en dat dat voor mensen irritant is. ‘Gelukkig’ is het een oud voorbeeld. ‘Gelukkig’ leven wij vandaag niet meer onder de wet maar onder de genade. Maar goed, laten we voor de aardigheid nog eens kijken wat onze broers en zussen toen van God te verduren kregen.
[3] ‘Jullie bestelen Mij,’ zegt God. En, zegt God, zo gedragen jullie je nog altijd als echte kinderen van Jakob. [4] Nu zit daar een woordspeling in, heb ik gelezen. De woorden ‘Jakob’ en ‘bestelen’ lijken heel erg op elkaar. Ze hebben bijna dezelfde letters. Zoals Jakob ooit lang geleden het eerstgeboorterecht roofde van Esau, zijn oudere broer, zo zijn jullie echte kinderen van Jakob, omdat jullie roven van Mij. En weet je, het is misschien dom, maar ik ben wel blij met deze woordspeling. We lazen net Maleachi 3, 6-12, en het ging er weer fel aan toe, tot en met een dubbele vervloeking. En het gaat er ook fel aan toe, in heel Maleachi. God houdt van zijn volk, Hij wil dat we dat weten, maar juist daarom heeft God wel zijn vragen. Zijn kritische vragen. Want als Hij, God, dan niet is veranderd in zijn liefde voor hen, waar blijven zij dan? Kritisch. Maar toch zit er in deze discussie, als het gaat over geld, een beetje hemelse humor. En dat begint hier met een woordspeling. Jakob – bestelen.
‘Hoezo bestelen we U?’ is de reactie van het volk. En God legt uit: [5] ‘Door de tienden en de andere heffingen achter te houden!’ De tienden. Even uitleggen. Het gaat over het voorschrift van God in de wetten van Mozes dat iedere rechtgeaarde Israëliet de tienden, tien procent van je inkomen of van de opbrengsten van je werk en bezit, afdraagt zeg maar aan God of aan doelen die God heeft genoemd. Nu weet ik niet hoe jij dan primair reageert, dat je denkt: ‘Tien procent, oef, dat valt nog mee vergeleken met de 36,93 procent die ik aan belasting betaal,’ of dat je denkt: ‘Oei, tien procent zomaar weggeven, dat is heel wat,’ maar de echte boodschap van de tien procent regel gaat wel over meer dan op het eerste gezicht lijkt. Ik zet het even op een rijtje. Volgens de wetten van Mozes, Numeri 18, 26, is er een eerste tiende die de Israëlieten [6] aan de Levieten moeten afstaan, en zo aan God. De Levieten waren de ene stam zonder eigen land, die verantwoordelijk waren voor de tempel en alles wat daarbij kwam kijken en die dus op deze manier hun inkomsten hadden. Tien procent voor de Levieten, voor God. En in de tijd van Maleachi was deze regel weer onder het stof vandaan gehaald door Nehemia, zie Nehemia 10,38. Dat was dus nog wel een dingetje, toen.
Maar er is meer. Volgens Deuteronomium 14, 26-27 lijkt er een andere tien procent regel te zijn [7] voor een jaarlijkse feestmaaltijd in de tempel. Over die tien procent lezen we letterlijk: ‘Dat mag je in Jeruzalem uitgeven aan wat je maar wilt: runderen, schapen en geiten, wijn en bier en wat maar in u opkomt, en daarvan richt u dan, ten overstaan van de Heer, uw God, een feestmaal aan met uw hele familie.’ Bier! En wat maar in u opkomt! Twee dingen hierbij: 1. die Mozes, dat was dus echt geen zuinige Calvinist, en 2. Dit lijkt wel op iets wat wij kennen als vakantiegeld. Maar naast de Levieten tiende en de tempelfeest tiende is er ook nog de armen tiende. Deuteronomium 14: 28-29: [8] ‘Elk derde jaar moet u [dat] tiende deel afstaan en opslaan en de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen mogen daarvan eten tot ze verzadigd zijn.’ Dus dan lijkt dat een soort zorg voor mensen die zelf zonder vaste inkomsten zitten. Zoals je ziet, ik weet niet of ik er een rond plaatje van kan maken. Niet nodig. Er waren regels rond de tienden, en je diende er de tempel, je naasten en jezelf mee. Helemaal in lijn met wat we weten van God, die zei: [9] ‘Heb de Heer je God lief met alles wat je hebt, en ook je naaste, net als jezelf.’
Maar goed, nu stappen we van de regels rond de tienden over naar de situatie rond Maleachi. Wat was er aan de hand? Allereerst: het grote plaatje is nog steeds, dat Maleachi leeft en profeteert in de tijd van de tweede generatie die uit de ballingschap in Babel is teruggekeerd naar het land rond Jeruzalem. En dat is op zich mooi, die terugkeer, die tweede Exodus, maar het betekent niet dat alles vanzelf goed gaat. [10] Want de stad lag nog grotendeels in puin en het land zal er niet veel beter aan toe geweest zijn. Tel daarbij op wat je tussen de regels door meekrijgt aan concrete economische problemen, dat er sprake is van droogte (Maleachi heeft het over de sluizen van de hemel die God kan openen) en dat er sprake is van een sprinkhanenplaag, en het plaatje is er een van een economisch kwetsbaar volk in een klimaat technisch spannende tijd.
En toch spreekt God dan harde woorden. Maleachi 3, 9: ‘Jullie zijn vervloekt en nogmaals vervloekt, en toch blijft het hele volk Mij bestelen.’ En ik denk dat God, of de profeet van God, ze hier herinnert aan het grote verhaal. Het grote verhaal dat God zijn volk naar het land Israël gebracht had, waar ze het samen goed konden hebben. ‘Alle volken zullen jullie gelukkig prijzen, want jullie zullen wonen in een heerlijk land – zegt de Heer van de hemelse machten.’ Het grote verhaal van hoe Israël keer op keer niet in staat bleek goed met God en hun naasten om te gaan; het grote verhaal van dat God ze toen in ballingschap had laten gaan, een vloek in plaats van een zegen; en dat ze nu ze weer terug waren nog steeds dezelfde kinderen van Jakob zijn en God ze straft met een nieuwe vloek. ‘Jullie zijn vervloekt en nogmaals vervloekt.’ Geen ontkomen aan.
Geen ontkomen aan? Toch wel. En ergens proef ik opnieuw een staaltje hemelse humor in die heilige weddenschap die God dan wil aangaan met zijn volk. [11] Wedden dat Hij de gulle gever gaat zegenen? ‘Stel Mij maar eens op de proef – zegt de Heer van de hemelse machten. Breng alle tienden naar mijn voorraadkamer, zodat er voedsel in mijn tempel is, en zie dan of Ik niet de sluizen van de hemel voor jullie open en zegen in overvloed op je land laat neerdalen.’ Open je hart, je hand en je portemonnee voor je Heer en je naasten. Wedden dat Hij de hemel en de aarde opent voor jou? Ik denk dat hier iets van humor inzit, omdat deze opdracht precies doet wat humor doet: het daagt je uit om net even anders tegen de dingen aan te kijken, buiten de box, omdat de dingen in het echt wel eens net anders in elkaar kunnen steken dan jij had berekend. En, wat denk je, zou jij het hebben gedaan? Zou jij deze weddenschap met God zijn aangegaan?
We zullen het nooit weten. We zullen nooit weten hoe het toen is gegaan, want daar vertelt Maleachi niets over. En we zullen nooit weten hoe het ons zou vergaan, omdat deze weddenschap verleden tijd is. Dus ik kan er vandaag met een goed geweten geen toepassing van maken, zo van: wat God toen zei tegen Israël zegt Hij vandaag tegen ons. Want dit was [12] Gods boodschap toen. En weet je, eigenlijk komt mij dat wel goed uit. Ik zal even eerlijk zijn: ik vind het nogal wat dat je een dominee een paar dagen op zijn werkkamer opsluit met een stukje bijbel en dat hij of zij dan op zondagmorgen vertelt wat de Heer van jou wil. Ik vind dat nogal een hoge pretentie en ik weet niet of ik dat elke week wel waar kan maken of zelfs waar wil maken. Dat is geen minachten van God of zijn woord, juist niet, maar dat is realisme over de mens en mijn eigen mogelijkheden en onmogelijkheden. Dus vind ik het prima om vandaag een keer net als Paulus expliciet te zeggen: wat nu volgt is niet direct woord van God. Maar dit is wel een boodschap die ik lees in de Bijbel en die ik zie in de werkelijkheid en nu is mijn vraag aan jou: wat ga jij ermee doen? [13] Dit is mijn boodschap nu.
We hebben het over geld en over het geven van geld. Wat lees je daarover in de Bijbel? Nou, het eerste wat opvalt is dat je er nogal veel over leest. [14] Irritant genoeg, want zonden op andere terreinen van het leven zijn veel interessanter. Zonden op het terrein van seks, zonden op het terrein van politiek, zonden op het terrein van macht. Daar kun je gerust de ene na de andere zondagse koffie over volpraten. En dan vanzelf bij voorkeur over wat zij ervan bakken. Zij, de anderen, die de mist ingaan. Zij, de anderen, die het fout doen. Zij, de anderen, die niet eerlijk zijn. Maar helaas heeft de Bijbel het vaker over geld, dan over al die andere levensterreinen samen, als het om duidelijke waarschuwingen gaat. Lees er de gelijkenissen van onze Heer Jezus maar op na. Een paar titels: ‘De onrechtvaardige rentmeester.’ ‘Het penninkje van de weduwe.’ ‘De gelijkenis van de talenten.’ En waarom is dat irritant? Omdat het over mij gaat. Ik heb geen macht, ik zit niet in de politiek, ik gedraag met niet al te grensoverschrijdend, dat gaat allemaal mooi over de anderen. Maar er gaat wel elke dag geld door mijn handen. En nou wil God daar ook weer wat mee. Zucht…
We hebben het over geld en over het geven van geld. Maar nu kan het wel zomaar zijn dat jij daar niet zoveel van hebt, misschien even niet, misschien een hele tijd al niet. Daar is de Bijbel realistisch over en daar kunnen wij ook beteer realistisch over zijn. Als je rond de bijstand zit, dan blijft er niet veel te delen over. En als ik het dan heb over geld en over het geven van geld, gaat het dan ook over jou? Misschien dat het je helpt als ik zeg dat wat ik zeg ook kan gaan over de andere dingen die God je geeft. ‘Talenten’ noemt de bijbel dat, en dat is een woord dat we wel snappen. Maar geld is niet het enige talent dat je kunt hebben. Het kan ook over tijd gaan. Hoe ga je daarmee om? Heb je daar misschien iets van uit te delen? En het kan ook over kwaliteiten gaan. Zijn er dingen waar je goed in bent? En wat gebeurt er als je probeert daar een ander blij mee te maken? Oftewel: ik heb het over geld, maar pas wat ik zeg gerust breder toe. [15] Je mag ook aan tijd of talenten denken.
We hebben het over geld en over het geven van geld. De Bijbel is vrij uitgebreid over zonden op financieel terrein. En nu denk ik, wanneer ik zo om mij heen kijk in onze werkelijkheid, dat die regel van de tienden nog niet zo’n gekke manier is om zonden met geld tegen te gaan. Zelfs zonder de Bijbel zie ik hoe de Heilige Geest dan werkt. Dit is wat ik zie: als jij ervoor kiest om tien procent van je inkomen weg te geven, dan doe je iets wat goed is voor je karakter. Voor je het weet, want zo werkt geld, en je weet het, voor je het weet zet je alleen in op meer meer meer, voor jezelf. Geef een tiende weg, en je dwingt jezelf een andere richting uit. Geven is goed voor je karakter. Het maakt je een mooier mens, een vrijer mens. Karakter. [16] Vervolgens helpt geven je met bewustwording. Als ik terugkijk heb ik wel eens krap gezeten, omdat ik niet goed oplette. De grap van als je tien procent wilt weggeven is dat je moet weten hoeveel je hebt. En als je zo’n substantieel deel wilt weggeven, dan moet je waarschijnlijk je andere uitgaven tegen het licht houden. Zodat je er goed mee omgaat. Bewustwording. En geven bouwt ook aan relaties. Ik zie in de werkelijkheid hoe goed het is om gul te zijn, om een uitdeler te zijn, of het nu gaat om geld of tijd of talenten. Je maakt er een ander blij mee. Je maakt er jezelf blij mee. En wie weet komt er een moment dat jij van een ander afhankelijk bent. Nou, dan is die er dus blij mee. En jij ook.
Kortom: ik kan en mag de heilige weddenschap tussen God en zijn volk niet kopiëren naar vandaag. Ik kan niet tegen jullie zeggen dat God deze weddenschap vandaag ook met jullie aangaat. Maar ik zie genoeg materiaal in de Bijbel en in de werkelijkheid om mij heen, dat ik er haast een gewone weddenschap van durf te maken. Dus ik zeg niet dat God je uitdaagt. Maar ik wil je wel uitdagen: ga gul leven en zie of de Heer je niet zegent. En Hij is het je niet verplicht, hè. Dit is niet zijn weddenschap. Maar ik denk echt dat je het eens moet proberen. [17] Geef gul en wees gezegend. Nooit meer failliet.
Maar nu wil ik er aan het eind weer wel een preek van maken door door te geven wat God zegt. Kijk, als we lezen van een heilige weddenschap die God met zijn volk aangaat, dan kunnen we niet zomaar zeggen, dat wij daar een op een in zitten, dat het een op een ook over ons gaat. Wat we wel kunnen zeggen, of beter: wat we wel altijd kunnen en mogen en moeten onderzoeken, is of en hoe het in het bijbelgedeelte dat we lazen over Jezus gaat. Wat laat God in dit stukje uit Maleachi van zichzelf zien, waarvan wij denken: wacht even, dat is ook zo, dat lijkt op wat we in onze Heer Jezus van God hebben ontdekt. Als God hier zelf met zoveel woorden zegt: ‘Ik, de Heer, ben niet veranderd,’ zien we dan in Maleachi al iets van zijn eeuwige plannen in Jezus Christus? Ik denk het wel.
Achter die heilige weddenschap in Maleachi zit [18] de boodschap van Gods onuitputtelijke liefde. Achter die heilige weddenschap in Maleachi zit een God die van voor de eeuwigheid gekozen heeft een wereld te bouwen gegrondvest op liefde. Dat is de wet van zijn genade. Kijk, in onze wereld draait onze economie op geld en als het op is, is er een centrale bank die zegt dat er, o kijk, opeens toch meer is en zolang als iedereen dat vertrouwt zal het wel werken. In Gods wereld draait het om liefde en als dat op dreigt te raken graaft God in zichzelf en brengt nieuwe voorraden liefde de wereld in, eindeloos, eindeloos, eindeloos. En bij die liefde geeft God een garantie: als je hiervan uitdeelt, wordt het meer. Als je hiervan uitdeelt wordt het meer. Toen dacht de duivel: dat zullen we nog wel eens zien. Eens kijken wat er gebeurt als ik God om het hoogste offer van zijn liefde vraag, dat Hij zichzelf weggeeft in zijn Zoon aan mensen die het niet verdienen. Wedden dat ik God failliet krijg? … Niet dus. Jezus Christus heeft bewezen dat het werkt. [19] Wie liefde uitdeelt zal zien dat de liefde toeneemt. Niet failliet te krijgen, die God van ons, in zijn liefde.
Dus ik vraag je die heilige weddenschap uit Maleachi te zien als een voorbeeld van hoe God ons uitdaagt Hem failliet te krijgen. Om te kijken of het ons lukt om zijn liefde, in de vorm van geld of tijd of talenten of liefde, harder uit te geven dan Hij aan kan vullen. En ik vraag je daarbij te erkennen wat ook Israël heeft leren erkennen: [19] zonder God zijn wij failliet. Zonder God wedden wij op verkeerde verlossers, geld, of macht, of politiek, of lust. Zonder God zijn wij verloren. Alles wat ik heb, heb ik ontvangen. Dus als God ook een keer naar míj toe zou komen met de vraag om tien procent te investeren in zijn plannen, dan kan ik eigenlijk maar een ding zeggen. Nee, natuurlijk niet. Natuurlijk krijgt U niet tien procent van mij. Ik wil U honderd procent van mijn liefde geven. Ik wil dat wat er uit mijn handen komt, wat er van mijn lippen klinkt, wat er in mijn hart omgaat, ik wil dat het helemaal liefdevol is, opbouwend en genezend, vrolijk en eerlijk, lof voor U, liefde voor mijn naaste en vreugde voor mezelf. Met U durf ik het aan. Want ik weet: met U ga ik nooit meer failliet.
Amen.