Votum & groet
Zingen: Opwekking 32/Dit is de dag
Gebed
Zingen: Opwekking 281/Als een hert dat verlangt naar water
Bijbellezing: Maleachi 1: 6-14
Zingen: Psalm 113: 1, 2/Prijs, halleluja, prijs de Heer
Preek Maleachi 1: 11-12
Zingen: Opwekking 136/Abba, Vader, U alleen
Collecte
Zingen: Sela/Een toekomst vol van hoop
Zegen
Maleachi 1: 11-12
[1] De zevende taal van de liefde.
Ken je de vijf talen van de liefde? [2] De Amerikaanse dominee Gary Chapman heeft ze op een rijtje gezet, de vijf manieren waarop je je hartelijke verbondenheid aan je partner kunt uiten. Het zijn deze: [3] positieve woorden; tijd en aandacht; cadeaus; dienstbaarheid; lichamelijke aanraking. En het verhaal is dan dat je er goed aan doet uit te vogelen welke taal van liefde jou het meest aanspreekt en welke taal van liefde jouw partner het meest aanspreekt, en dat je dan leert elkaars liefdestalen te spreken en te horen. Ik maak er graag reclame voor, als je toevallig met elkaar hebt afgesproken dat het tijd is om je relatie een apk-tje te geven. Hint: spreek dat nou gewoon met elkaar af, dat je daar elke zomer even tijd voor maakt. Niet omdat jullie iets fout doen (wie ben ik om dat te zeggen), maar juist omdat jullie het graag goed doen.
Goed, vijf talen van liefde en dan is mijn vraag: als Maleachi het vandaag over offers heeft, [4] onder welke liefdestaal valt dat? Want Maleachi heeft het over offers, reukoffers, offergaven, voedsel op het altaar. En Maleachi heeft het gehad over liefde. Daar begon hij, of liever: daar begon God zijn boodschap mee. ‘Ik heb jullie lief – zegt de Heer,’ Maleachi 1: 2. En het is net als bij de Catechismus. In de Heidelbergse Catechismus is ook de eerste vraag: wat is je enige troost in leven en sterven? En dan is het antwoord: ‘Dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben, niet van mijzelf, maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus.’ Oftewel: dat Jezus van mij houdt. Dat komt eerst. En daarna komt de rest, over de belijdenis, over doop en avondmaal, over de wet en het gebed. Zo ook Maleachi: eerst komt Gods liefdesverklaring. En als dat duidelijk is, als dat als eerste gezegd is, dan volgt het gesprek. Israël, we moeten praten. Tijd voor een relatie-apk want er rammelt het een en ander en als we zo doorgaan dan lopen we vast.
Vandaag lezen we het eerste gesprekspunt en het gaat over offers. ‘Jullie ontwijden mijn naam door te denken dat mijn altaar verontreinigd mag worden, dat je er minderwaardig voedsel heen kunt brengen.’ En ik wil eerst helder hebben wat offers nu eigenlijk zijn, wat de bedoeling van offers was en wat er dan nu zo mis aan het gaan is. En dus is mijn vraag: offers, als er dan vijf talen van liefde zijn, waar horen offers bij, dan? En jullie zeggen: dat zal dan toch wel de derde taal zijn, de taal van cadeaus. [5] En ik zeg, zoals dat hoort in een onderwijsleergesprek: ik begrijp waar je vandaan komt met dat antwoord, maar ik nodig je uit om daar nog even over door te denken. Want ik denk dat de offers van Israël een zesde taal van liefde spreken, [6] namelijk de taal van rituelen. Laat me dat uitleggen.
Met ‘ritueel’ bedoel ik ‘een goede gewoonte met een diepere betekenis’. [7] En als voorbeeld vraag ik je terug te denken aan hoe jullie thuis sinterklaas vieren. [8] Of verjaardagen. Het kan namelijk zomaar zijn, dat jullie dat op je eigen manier doen en daar gaat het me om. Wie regelt de cadeautjes? Waar pakken jullie ze uit? Bij een verjaardag: op bed? Of beneden? Zingen jullie eerst en wat dan? Al die dingen. En ik zweer je: al die dingen zijn zo onbenullig als maar kan – en ze zijn door en door belangrijk. Ik hoop dan ook, als ik je naar jullie rituelen vraag, dat ik een glimlach bij je oproep. ‘O ja, dat is ook zo , dat deden we zo!’ Of ook: ‘O ja, dat is ook zo, dat doen we zo!’ En als je dat gemist hebt of mist, dan spijt me dat voor jou. En dan hoop en bid ik dat je je misschien andere rituelen herinnert. Op zondagmiddag spelletjes doen. Met je ouders Ben & Jerry’s eten als er een verkering uit is. Een ritueel op zich hoeft niet veel te zijn. Waar het om gaat is de diepgang: wij horen bij elkaar.
En ergens zou ik die diepgang de zevende taal van de liefde willen noemen. [9] En dat is, in het kort, dat je jezelf geeft. En natuurlijk speelt dat mee in elke taal van de liefde, van praten en aandacht en cadeaus en dienen en knuffelen. Het is de diepgang waar het voortdurend om gaat als het ergens over gaat in de liefde: dat je jezelf durft te geven. En dat je ontvangen durft worden. En dat je een ander ontvangt, die ook de grote moed heeft zichzelf aan jou toe te vertrouwen. Wij horen bij elkaar. Wij zijn aan elkaar verbonden. Mijn hart staat open voor dat van jou. In mijn leven zal altijd een grote plaats zijn voor jou. En zeker voor die zesde liefdestaal die ik zonet verzon, de taal van rituelen, geldt precies dat: goede rituelen zijn in zichzelf al goed en samenbindend, maar ze zijn dat des te meer omdat ze het medium zijn, kunnen zijn, van die diepere laag. Als jij je kind elke dag de deur uitzwaait, gewoon, omdat dat jouw domme gewoonte is, dan verzegelt zo’n moment, dat jullie een leven met elkaar delen.
Oké, waar zijn we? God heeft zijn volk zijn liefde verklaard en opent het gesprek. En het gesprek begint met het onderwerp offers. ‘Jullie, priesters, minachten mijn naam, en zeggen dan: ‘Hoezo minachten wij uw naam?’ Jullie brengen verwerpelijk voedsel naar mijn altaar!’ Dus is de conclusie, vers 12: [10] ‘Jullie ontwijden mijn naam door te denken dat mijn altaar verontreinigd mag worden, dat je er minderwaardig voedsel heen kunt brengen.’ Want kijk, dit was de afspraak: God heeft een verbond met zijn volk. Uit liefde is Hij naar hen toegegaan en heeft vriendschap met hen gesloten. En één van de manieren om die vriendschap te vieren is dat de priesters de offers van het volk aan God aanbieden. En je hebt gelijk, offers zijn cadeaus, dingen die je geeft om God een plezier mee te doen. Maar er heeft altijd een diepere laag in gezeten. God zegt ergens, in Psalm 50: ‘Van Mij is de wereld en wat daar leeft. Eet Ik soms het vlees van stieren of drink Ik het bloed van bokken?’ Oftewel: God wordt niet rijker van jouw giften. En ergens anders, Psalm 51: ‘U wilt van mij gen offerdieren, in brandoffers schept U geen behagen. Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U, God, niet verachten.’ Oftewel: het gaat God niet om het cadeau, maar om waar het offer voor staat: jouw hart – en dat is dan in het geval van Psalm 51, van David die smerig gezondigd heeft: een gebroken hart. Het gaat niet om het cadeau, het gaat om het ritueel – en waar dat voor staat.
Daarom is God er niet blij mee als halverwege de vijfde eeuw voor Christus in de tijd van de wederopbouw van Israël na de ballingschap, de priesters niet lijken te geven om de kwaliteit van de offers van Israël. Nee, het gaat er niet om dat je God moet omkopen. Hoe zou je kunnen, alles is al van Hem! En het gaat er niet om dat je regeltjes volgt. Waar het om gaat is dat je je hart er in legt. God van zijn kant heeft zich aan hen toevertrouwd. Zij van hun kant houden in. Waarom? Uit angst? Angst voor de Perzen en hun sterke goden? Angst voor de Edomieten en de Samaritanen, de heidenen om hen heen? Of angst om als je God het beste geeft, niets meer voor jezelf te hebben? Zeg het maar. Want hierover moet het gaan. Wat houd je tegen om je Heer te dienen met heel je hart en met heel je ziel en met heel je verstand en met al je kracht? Wat houd je tegen? Want wat het ook is, het resultaat klopt niet. Het resultaat, dat God wel voor 100% voor jou gaat, maar jij slordig bent met Hem en jezelf er niet in legt.
Gelukkig heeft God, zoals altijd, nog wel een plan B. Dit is wat we lazen in Maleachi: [11] ‘Van waar de zon opgaat tot waar ze ondergaat staat mijn naam bij alle volken in aanzien, overal brengt men Mij reukoffers en reine offergaven. Mij naam staat bij alle volken in aanzien – zegt de Heer van de hemelse machten.’ Als jullie het niet doorhebben, dat Ik met alles wat Ik heb en met alles wat Ik ben een verbond met jullie aanga, als jullie van jullie kant je niet kunnen of durven of willen helemaal geven aan Mij, dan kijk Ik om Mij heen en vind Ik overal anderen die het wel doorhebben. Van waar de zon opgaat tot waar ze ondergaat is mijn naam bij alle volken in aanzien.
Maar ik denk dan wel: wie bedoelt God hier dan? Op het eerste gezicht: bedoelt God dat Hij de offers van allerlei heidenen aan allerlei afgoden dan maar ziet als geofferd aan Hem? Maar dat kan niet, want God is vrij duidelijk over afgoden en het dienen daarvan: een no-go area. Maar wat bedoelt God dan? Een mogelijkheid hier is dit: de tijd van toen is de tijd van na de ballingschap. Rond het jaar 600 voor Christus was het grootste deel van het volk vanuit Juda en Jeruzalem weggevoerd naar Babel. Rond het jaar 500 was een deel weer teruggegaan en in de decennia daarna nog wel meer. Maar een deel van de Joden was ook achtergebleven in Babel. En een deel van de Joden was gaan reizen, gaan zwerven, de wereld rond. Het kan dus zomaar, een goede optie, dat deze woorden van God in Maleachi daarover gaan: als jullie hier in Jeruzalem niet weten hoe het moet, gelukkig weten jullie broers en zussen elders wel hoe het werkt. Of er is nog een andere mogelijkheid.
Want wat als de woorden van God hier profetisch bedoeld zijn? In het Hebreeuws kan het allebei. Je kunt hier vertalen met ‘Ik ben’. ‘Van waar de zon opgaat tot waar zij ondergaat staat mijn naam bij alle volken in aanzien.’ Maar omdat het profetenwoorden zijn, mag je ook vertalen met ‘zal zijn.’ ‘Van waar de zon opgaat tot waar ze ondergaat zal mijn naam bij alle volken in aanzien staan.’’ Het kan allebei: ‘staat’ en ‘zal staan.’ En ik denk: zou het waar zijn? Zet God hier zelf de deur open naar een toekomst vol van hoop voor alle volken? Het zou wel passen bij de beloften die Hij heeft gedaan, aan Abraham en aan Jesaja en aan de anderen. Zou het waar zijn? Maar ik kan het Maleachi niet meer vragen, wat hij denkt dat God bedoeld heeft, en ik kan het God wel vragen, maar Hij hoeft zichzelf niet uit te leggen, natuurlijk.
Wat ik wel weet is wat God heeft gedaan. Maar dan ga ik buiten de woorden van Maleachi. Hoewel er nog wel een bruggetje is. Maleachi, als hij het heeft over het altaar van God, het altaar in de tempel, dan gebruikt hij de uitdrukking [12] ‘tafel van de Heer.’ En natuurlijk bedoelt hij daarmee het altaar en dus kun je het zo ook vertalen, ‘altaar’. Maar hij noemt het altaar ‘tafel van de Heer.’ En ook al bedoelt hij er absoluut niet de avondmaalstafel mee, ik leg die link vanmorgen wel. Het punt is dit: God houdt van ons en wil een verbond, een relatie zonder reserves. Daarom ergert het Hem als wij van onze kant er niet helemaal bij zijn, onszelf achterhouden, iets van onszelf achterhouden, zelf de touwtjes in handen houden, zelf op onze eigendommen blijven zitten, niet helemaal op Hem vertrouwen en ons niet aan Hem toevertrouwen.
Hoe reageren wij dan? ‘Heer, U hebt gelijk, we zullen beter ons best doen.’ Maar dan? Ik weet niet hoe het gaat bij jou, maar ik weet wel hoe het gaat bij mij. Ook al verlang ik ernaar om helemaal met mijn hemelse Vader een eenheid te zijn, dat zijn verlangen dat van mij wordt en zijn goedheid zich in mij weerspiegelt en dat mijn leven zuiver is en gaaf en heel makend – en ik verlang ernaar, oprecht, maar eerlijk is eerlijk, als ik niet eens in staat kan zijn of wil zijn om de dingen die ik voor God doe zuiver te doen, hoe zou ik dan in staat zijn mijn hart, mijn leven aan Hem te geven en met Hem te delen? En God zag dat en God weet dat en God kwam met zijn plan B, dat eigenlijk achteraf plan A bleek te zijn en tegelijk plan A tot en met Z: [13] God gaf zijn eigen Zoon.
En die zegt dit, vandaag: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken.’ Zo nam Hij ook de beker, en zei: ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond, dat door mijn bloed gesloten wordt.’ Hier geeft God zich volledig aan jou, aan mij, aan ons. En tegelijk: hier ontvangt God het offer van een mens, die zich helemaal aan Hem toevertrouwt. [14] En met een flinke dosis hemelse wiskunde telt de zuiverheid van de één voor iedereen die erkent dat dit is wat God wil en dat God gelijk heeft in wat Hij verlangt. Dus ik hoop dat je in dit eenvoudige ritueel dat ons Avondmaal is, proeft dat God zich zonder terughouden aan ons geeft. En als jij hier naar voren komt, dat je dat doet met in je hart het pure verlangen: ‘God, mag ik vandaag met U opnieuw beginnen?’ En God zegt: ‘Jazeker!’ Luister maar:
Amen.