Votum & groet
Zingen: NPB Psalm 121: 1, 2, 3, 4/Mijn ogen kijken naar omhoog
De Tien Woorden
Zingen: Gezang 213: 1, 2, 3/Eigen roem is uitgesloten
Gebed
Bijbellezing: Matteüs 17: 14-23
Zingen: Gezang 211: 1, 2/Wij knielen voor uw zetel neer
Preek Matteüs 17: 19-20
Zingen: Lied 23c: 1, 2, 3, 4, 5/Mijn God, mijn herder, zorgt voor mij
Collecte
Zingen: GK 2006 Gezang 115: 1, 2/Nooit kan ’t geloof teveel verwachten
Zegen
Matteüs 17: 19-20
[1] Hoe groot is jouw geloof? Hoe groot is jouw geloof? Misschien ken je deze oefening wel of heb je die wel eens gedaan. Je kunt een soort tijdlijn maken van je geloof. Dat je vanaf dat je het je bewust werd een lijn tekent van hoe groot je geloof toen was. Bij voorbeeld best wel groot toen je kind was. Of best wel klein toen je opgroeide. Of met een piek van toen je naar de EO-jongerendag ging of belijdenis deed. En een dal toen je vriendin zo ziek was – of was je vertrouwen er toen juist wel? Maar je snapt het plaatje. Geloof kent pieken en dalen en alles ertussenin. Hoe groot is jouw geloof?
Voor negen van de twaalf leerlingen van de Heer Jezus zit hun geloof even in een diepe kloof. Wat was de situatie? Jezus was met zijn twaalf leerlingen in het noorden van Israël. Op een goed moment, Matteüs 17: 1-13, dus net vòòr het gedeelte dat we vanmorgen gelezen hebben, was Jezus met drie van zijn leerlingen een berg opgegaan. Waarschijnlijk: de Tabor, een berg die met 588 meter hoog boven het laagland eromheen uitsteekt. Daar op de berg was het geweest alsof de hemel openging, Jezus stralend als de zon, een stem van God, een en al heerlijkheid. Maar beneden in het laagland was het even misgegaan. Een vader had voor zijn zoon om genezing gevraagd, maar geen van de negen was het gelukt om hem te genezen. Een dieptepunt. Wat nu?
1. [2] Nou, om te beginnen: Dankjewel, Matteüs, dat je dit voor ons hebt opgeschreven. Ik ga ervan uit dat Matteüs de schrijver één van Jezus’ leerlingen was, en hier één van de negen die waren achtergebleven. Ik ga er ook van uit, dat Matteüs zijn evangelie zeg maar als een soort testament heeft geschreven. Misschien niet in de zin van ‘aan het eind van zijn leven’, maar wel in de zin van ‘dit is wat ik door wil geven.’ Kijk, in het begin hebben de leerlingen natuurlijk alles met elkaar besproken. Zeker na de opstanding en de hemelvaart van Jezus moet het in hun geheugen hebben geborreld tot en met. ‘O ja, toen zei Hij dat, weet je het nog? Nu snap ik het pas, wat Hij bedoelde!’ ‘O ja, ik herinner het me ook nog, en zeker toen Hij daarna…’, enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Maar op een gegeven moment komt de tijd dat je het stokje moet doorgeven, als eerste generatie. En dan moet je gaan nadenken. Hoe geef ik dit door? En Petrus ging brieven schrijven en Johannes ook en Matteüs een evangelie en Marcus ook en Lucas om z’n eigen redenen ook. Generatie B: dit is wat ik wil dat jullie weten. Dit is wat we hebben meegemaakt. Dit is wat we hebben gehoord. Dit is voor jullie. Dit is het eerlijke verhaal van Jezus en ons.
Het eerlijke verhaal. En dat vind ik een bemoediging. [3] Matteüs had ervoor kunnen kiezen alleen de hoogtepunten te vertellen. Matteüs had ervoor kunnen kiezen om al hun gloriemomenten te vertellen, alle pieken, en dan de dalen te negeren. Vaak doen mensen dat. Op Facebook. Maar de leerlingen wisten: dat is niet wat Jezus wil. Dat is niet wat God wil. Want de boodschap van Jezus gaat juist over wat God doet met onze dieptepunten. Hoe Hij in Jezus zelf de diepte opzocht, met een reden. En dus: be real. Jezus kwam en in zijn licht ontdekten wij hoe donker ons leven kan zijn. En met dat Matteüs voor eerlijkheid kiest, reikt hij generatie B de hand. En generatie C en D en E, helemaal tot X, Y, Z. Luister: Jezus is niet gekomen om gezonde mensen te redden, maar voor ons, de zieken, de kreupelaars, de stumpers, de kleingelovigen. Bemoedigend, dat.
Tegelijk niet alleen een bemoediging, maar ook een uitnodiging. [4] Dus jouw geloof is zo’n geloof dat pieken kent, maar ook dalen? Herkenbaar. Maar luister, zegt leerling Matteüs tegen ons, zijn leerlingen, luister: de Heer corrigeerde ons wel. Allereerst door zelf te doen wat wij niet konden. Hij genas die jongen met een enkel woord. Vervolgens door ons te confronteren met de werkelijkheid: dat geloof van jullie is nog geen greintje van wat het kan zijn. En daarmee daagde Hij ons wel uit. Daarmee nodigde Hij ons wel uit. Om bergen te verzetten. Maar nodigt Hij ook mij uit? Hoe dan? Ik begrijp Matteüs: dit verhaal is voor iedere gelovige die regelmatig in een dal zit een bemoediging en een uitnodiging. Maar hoe dan?
2. Laten we een vervolgstap zetten. Laten we eens kijken wat de leerlingen door hun gebrek aan geloof niet voor elkaar kregen en wat Jezus vond dat ze wel moesten kunnen. Een zoon, een jongen genezen van een demon. Een demon? Wat is dat? Ik merk hier dat Matteüs schreef voor generatie B, maar dat wij inmiddels wat verderop in het alfabet zitten. En dat er onderweg een en ander veranderd is. Ik weet niet in hoeverre demonen voor de gemiddelde Galileeër in de eerste eeuw dagelijkse realiteit waren. Ik weet wel dat niet veel van ons nu er veel ervaring mee hebben. Wat heb ik dan überhaupt aan een groot geloof, als wat ik er mee kan niet veel met mijn leefwereld te maken heeft? Iemand van demonen genezen?
Twee dingen hierover. [5] Eén: ik geloof, wij geloven, dat de werkelijkheid wel eens gecompliceerder kan zijn dan ze zich aan ons voordoet. Wat we aan de oppervlakte zien is maar een deel van wat er zich afspeelt. Aan zee kun je de golven zien en dat de wind ze voor zich uit jaagt. Maar daaronder kan een stroming het water wel dwars een andere kant op stuwen. En ik geloof en wij geloven dat één van die onderliggende krachten in de wereld die van het kwaad is. En dat is twee: er is, in en onder deze wereld een macht aan het werk, [6] die kapot maakt. Die destructief is. In die jongen, die zoon van toen kwam het naar buiten: ‘Mijn zoon is maanziek en hij lijdt daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of in het water.’ Misschien zou jij zeggen: epilepsie ofzo. Maar de vader wijst op de gevolgen in dit geval: zijn jongen gaat eraan kapot. Achter de schermen en soms komt het naar buiten: het kwaad in de wereld, dat dingen kapot maakt.
En ik vermoed dat je je daar wel wat bij kunt voorstellen. Je hoeft de duivel niet zelf te zijn tegengekomen om zijn vingerafdrukken te herkennen of om een consultant van hem aan het werk te zien. Om te herkennen waar hij in jouw leven aan heeft gezeten, om wat mooi is lelijk te maken en wat heel is stuk en waar liefde is angst te creëren en waar vrede is strijd. Ik vraag je helemaal niet om in spoken te geloven. Ik vraag je om eerlijk om je heen te kijken en ook eerlijk in je hart. Het spijt me, maar er is een kracht aan het werk die dingen kapot maakt. En als je erover nadenkt, dan herken je die kracht, ook in jouw leven.
3. Waar zijn we? Matteüs vertelt een eerlijk verhaal voor iedere gelovige die zo z’n dalen heeft en hij bemoedigt ons en hij nodigt ons uit. Want Jezus laat zien dat geloof sterker is dan de macht van het kwaad. Maar hoe krijg ik dan toegang tot dat geloof? Dat is een volgende stap. [7] Wat is dit geloof en hoe krijg ik dat binnen? Wat is eigenlijk een groot geloof? Je weet uit ervaring dat een groot geloof niet samenvalt met veel geloofskennis. Je geloofskennis kan blijven toenemen, zonder dat je vertrouwen meegroeit. Of omgekeerd: je hoeft echt niet alles te weten, om toch een groot vertrouwen te hebben. En dat brengt ons wel bij wat eigenlijk het gekke is van geloof: [8] het ziet altijd van zichzelf af.
Dat kan ook zomaar hebben meegespeeld bij de negen leerlingen, die niet mee de berg op waren gegaan. Het lijkt reëel dat met dat Jezus uit het oog verdween, Hij ook een soort van uit hun geloof verdween. En als dan een vader om hulp vraagt voor zijn zoon, herinneren ze zich niet meer, dan dat ze dit al eerder bij de hand hebben gehad. Matteüs vertelt in Matteüs 10 hoe Jezus de leerlingen op pad had gestuurd en hun de macht had gegeven om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen. Toen was het gelukt, dus waarom niet nu? Maar het lukt ze niet. Zijn ze vergeten om Jezus’ naam erbij te noemen? Geloof ziet altijd van zichzelf af, op Jezus. [9] Hoe klein het ook is, als het zich focust op Jezus, als het zijn licht doorlaat, dan is het al groot – omdat Jezus zo groot is.
Hoe werkt dat dan voor jou? Moet je horen, zonet ging het over demonen en nodigde ik je uit om te erkennen dat de werkelijkheid gecompliceerder is dan ze er uit ziet. Achter wat je ziet gaat een wereld schuil, die je zomaar niet ziet maar die wel invloed heeft. Maar nu het over geloof in Jezus gaat nodig ik je opnieuw uit om dat te erkennen. De werkelijkheid is gelaagder dan wat je te zien krijgt en achter de schermen is ook de Geest van God aan het werk. Ik begrijp en ik weet uit ervaring dat je geloof pieken kan hebben en dalen. Iedere gelovige weet dat. Dan kun je de neiging hebben om hard te gaan sleutelen aan dat geloof in jezelf, ik bedoel, dat geloof zoals dat in jou zit, jouw geloof. Maar wie weet focus je je dan toch teveel op geloof in jezelf, in de zin van dat je denkt dat het toch echt van jezelf moet komen.
Wat als Matteüs hier generatie B voorhoudt dat hij ze vooral uitnodigt om wat voor geloof ze ook maar hebben vooral in te zetten om Jezus te zien? Wat als Jezus zelf hier ons, generatie X, Y, Z, corrigeert en de aandacht richt op zichzelf? Natuurlijk is het gaaf en meer dan dat wanneer demonen verdwijnen en zieken genezen en doden herleven. Maar is het niet zo, dat ook wanneer je die verschijnselen niet altijd waarneemt, dat dan nog steeds Jezus werkelijk en de Geest werkelijk en God zelf werkelijk achter de schermen spectaculair aan het werk is? [10] En dat je geloof dan de gave is van het gaatje in het scherm, het zicht op dat licht van God en het vertrouwen dat niet jij maar Hij de boel aan het opruimen is?
En geloof me, of liever, geloof Jezus: dat werk dat Hij doet dat is helend. [11] De duivel is de kracht die kapot maakt en die kapot wil maken. Wat mooi is moet lelijk, wat ziek is gezond, wat levend is dood. God is de kracht die heel wil maken, die jou heel wil maken, je ziel, je hart, je lichaam, je leven. En niet alleen jou, maar ook ons, ons samenleven. En niet alleen ons, maar ook heel deze wereld, zijn schepping, die kraakt en die breekt. Maar kijk dan, jij met je kleine geloof, en zie hoe de Reus van de Eeuwigheid zijn schouders eronder zet. En als je dat ziet, als je Hem ziet, steekt dat niet een vlam van hoop aan in je hart? Plant dat geen zaadje in je van verlangen je naar zo’n wereld, zijn wereld? Wil je daar niet bij zijn dan en daar deel van uitmaken?
Als dat zo is, let dan wel op. Jezus zegt: ‘Als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zeg je tegen die berg: “Verplaats je van hier naar daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’ Maar voordat je nu denkt dat dit het dan is, geloof, namelijk bergen uit de weg ruimen en dingen waar je als een berg tegenop ziet in het niets doen verdwijnen – Jezus zelf is hier niet ver van het moment dat Hij zijn focus richt op Jeruzalem. En daar, ten zuiden van die stad net buiten de muur, ligt een heuvel die Golgotha heet. Geloof me, als Hij het had gewild had Hij die heuvel zo de zee ingeschoven. Weg ermee. En geloof me, dat heeft Hij gewild. ‘Vader, als het kan, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan!’ Maar geloof ziet altijd van zich af. Niet mijn wil, zei Jezus, maar die van ons, van U, Vader. En niet wat Mij beschermt, maar wat de mijnen beschermt, die mensen daar in 2023 in de Ichthuskerk in Rotterdam. Geloof dat bergen beklimt kan groter zijn dan geloof dat bergen verplaatst.
4. Matteüs vertelt. Hij vertelt van gebrek aan geloof en hij bemoedigt en hij daagt uit. Daagt uit om wél te geloven, maar dan gefocust op Christus. Niet gericht op het directe resultaat, maar op de wereld achter de schermen, de oorlog van God tegen de macht van kapot, en jij mag raden wie die oorlog gaat winnen. Als Jezus, het goede, kapot gaat aan het kwaad, blijkt dat het kwaad zijn hand overspeelt. Geloof me, geloof Hem, dat is wat er echt aan de hand is. Daar voeg jij niks aan toe. Maar toch, aan het slot van de preek, nog twee adviezen, twee oefeningen om je geloof open te houden en op Jezus gericht, twee oefeningen die de Bijbel zelf je aangeeft.
Dat wil zeggen… Oefening 1 [12] wil ik halen uit Matteüs 17, namelijk uit vers 21. Maar moet je maar kijken: dat vers is verdwenen. In Matteüs 17 in de Nieuwe Bijbelvertaling volgt vers 22 op vers 20. Het is namelijk zo dat in een paar oude handschriften uit de vierde en vijfde eeuw hier een paar woorden niet staan, terwijl ze in een hele groep van jongere handschriften wel staan. Niks om je druk over te maken, gebeurt wel vaker, zo gaat dat zomaar als je iets overschrijft. De woorden van Jezus waar het hier om gaat: ‘Dit soort kan alleen door gebed en vasten worden uitgedreven.’ Maar of Jezus deze woorden nu wel of niet op dat moment heeft uitgesproken, het zijn wel degelijk woorden van Hem, die Hij in elk geval op andere momenten wel heeft uitgesproken. En omdat we toch aan het begin van de Veertigdagentijd zitten: kennelijk zijn [13] bidden en vasten oefeningen die goed zijn tegen de macht van het kwaad, die alles kapot wil. Ik denk gewoon omdat bidden en vasten je helpen te focussen op God en op Jezus. Maar ik denk ook dat je er goed aan doet, in geval van gebrek aan geloof, je geloof niet nog verder op dieet te zetten, maar het te voeden met goede geestelijke routines. Niet van ‘kijk mij nou,’ maar van ‘kijk Jezus nou.’ Bidden en vasten, oefening 1.
En oefening 2 haal ik uit één van de brieven van Paulus, 1 Korintiërs 13: 2: [14] ‘Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schallende cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – […] had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs om te worden verbrand – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.’ Zegt Paulus tegen een andere groep uit generatie B, tegen een groep in Korinthe die juist wel royaal in het geloof zit, al zeggen ze het zelf.
En ik geef het maar door, omdat ik denk dat Paulus meer van Jezus heeft begrepen dan jij of ik. En Paulus zegt hetzelfde ergens anders met deze woorden, Galaten 5: 6: ‘In onze eenheid met Christus Jezus … telt alleen het geloof, dat zich uit in de liefde.’ [15] Wat telt is geloof, dat zich uit in de liefde. Is jou geloof wel eens ondermaats? Richt je op Jezus. En oefen jezelf in liefde. Ons leven kent zijn schaduwen, zijn dalen. Maar daar loopt het niet dood. Geloof is de moed om gaatjes te prikken in het donkere doek om je heen. En dan daardoorheen tegen God zeggen: ‘Ik zie U wel! Ik weet wel wat U van plan bent!’ En zijn plan is in één woord: liefde. En dat jij dat dan doorgeeft. Klinkt onmogelijk? Hm. Jezus vindt van niet.
Amen.