Votum & groet
Sela/Votum en groet
Zingen: Psalm 8a: 1,2,3, 4/Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam
De Tien Woorden
= Formulier HA, Uitnodiging en terugwijzing – Bemoediging
Zingen: Opwekking 811/Was mij witter dan sneeuw
Gebed
Bijbellezing: Exodus 3: 7-14
Zingen: Marcel Zimmer/Ik ben
Preek
Zingen: Opwekking 770/Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige naam
Gebed
Collecte
Zingen: Gezang 261/De Heer zegene u
Zegen
Zondag 36
[1] Alles draagt de naam van God. Jouw eigen vingerafdruk, waarmee jij jezelf kunt identificeren als jouw unieke zelf, als je ver genoeg zou inzoomen dan zou je het zien: elk hoekje en haakje is door God persoonlijk getekend. Jouw eigen DNA, de code van wie jij en jij en wij allemaal individueel zijn, die bijna eindeloze combinatie van C, G, T en A, als je erbij was geweest toen die code ontstond, dan had je de hand van de maker gezien, de hand die alles ondertekent met de vier letters van zijn naam, J,H,W,H, Jahwe. Zelfs je eigen hartslag doet niet anders dan duizenden keren zijn naam te herhalen, Ik ben, Ik ben, Ik ben. De God en Vader die jouw maker is, als je goed kijkt herken je overal de kwaliteit van zijn werk. [2] Alles draagt de naam van God.
En alles houdt niet op bij jou persoonlijk. Elk blad dat valt, wanneer het groen verdwijnt en niets meer rest dan een kwetsbaar steeltje en wat nerven, dan is het laatste wat verdwijnt die naam van God, de signatuur waaraan je al zijn werk herkent. Maar ook net voordat een reuzenster zijn eigen graf graaft en in zichzelf verdwijnt, spelt het laatste licht dat wordt gezien de naam van God. Niet letterlijk, natuurlijk, en tegelijk: zo letterlijk als het maar zijn kan. Iedereen met een beetje verstand van goden en van kunst kan zien: allemaal het werk van de God, die hemel en aarde gemaakt heeft. Bij Rembrandt weet je het soms niet: is dit een werk van de meester zelf of van een geniale leerling. Bij God weet je het altijd: de hand van de meester. Alles draagt de naam van God.
En dat geldt ook voor alles wat er was, voor de geschiedenis. Niet alleen wat Hij maakt draagt zijn watermerk, maar ook wat Hij er dan mee doet. Niet voor niets heeft Hij het laten opschrijven, zodat de wereld het niet zou vergeten. Hoe Hij het is die alles maakte, maar die toen ook een verbond aanging, met Noach en de wereld, met Abraham en zijn kinderen. Hoe Hij de eeuwen door leiding gaf aan Israël, aan David, aan Jeruzalem. Maar nu we dat zwart op wit hebben, dit is allemaal het werk van God, nu kunnen we de lijnen ook doortrekken. Dan heeft Rotterdam het ook in zich om een stad van God te zijn en schrijft de skyline van de stad de naam van God tegen de lucht. En het Lage Land en het beloofde land overlappen elkaar.
En ik haal dit allemaal uit de Bijbel. Er is een oude Psalm, Psalm 24, die het ons toefluistert. [3] ‘Van de Heer is de aarde en alles wat daar leeft, de wereld en wie haar bewonen. Hij heeft haar op de zeeën gegrondvest, op de stromen heeft Hij haar verankerd.’ Alles draagt de naam van God. En Paulus pakt die draad duizend jaar later weer op, wanneer hij zegt in 1 Timoteüs 4: 4-5: {4] ‘Alles wat God geschapen heeft is goed. Niets hoeft te worden verworpen als het onder dank wordt aangenomen, want het wordt geheiligd door het woord van God en door het gebed.’ En dat zegt hij tegen mensen die hun neus ophalen voor een goede maaltijd en voor goede seks. Dan zegt Paulus namens God: ben je nu gek geworden? Heb je niet door dat alles wat van God komt goed is? [5] Alles draagt de naam van God.
…
Ja, behalve dat het in de praktijk natuurlijk wel een beetje tegenvalt. In de praktijk [6] draagt niets de naam van God. Om even voor mezelf te spreken: ik doe de naam van God zo vaak geen recht. Mijn persoonlijke rijtje met goede voornemens die dan toch niet gelukt zijn is aardig lang. Moet ik daar de naam van God aan verbinden? En breder, als God zich aan onze geschiedenis heeft verbonden, nou, ik weet niet of ik dat project op mijn naam zou willen hebben. Nogal veel rottigheid, in die geschiedenis van ons. [7] Neem nu het volk van God, Israël zelf. Het volk dat letterlijk zijn naam draagt, want Israël betekent ‘vechten met God’. Maar dan heb ik wel twee vragen, nu. De eerste vraag: als Israël het volk van God is, waarom krijgen Joden dan zoveel lijden te verwerken? De eeuwen door, bedoel ik dan, tot op de dag van vandaag toe. Dat is de ene vraag. En de andere is: ik geloof niet dat God zijn naam verbindt aan iets, waarbij onschuldigen het slachtoffer worden, burgers en kinderen. Dat geldt voor Joodse én Palestijnse kinderen en onschuldigen. Luister, het gaat me er niet om de oorlog rond Gaza te analyseren. Het gaat mij om de vraag of de naam van God nog ergens zichtbaar is in deze wereld en wat ik nu zeg is dit, dat ik die naam vaak verduisterd zie worden.
Verduisterd. [8] Want je kunt mooie praatjes hebben over Gods naam in ons DNA, maar wat als er in jouw code een letter verkeerd staat, dan? En wat als jouw hartslag een keer stopt, je bent niet meer, is ook Gods naam verdwenen dan? En al die schoonheid van de natuur, ‘waarin alle schepselen, groot en klein, de letters zijn, die ons te aanschouwen geven wat van God niet gezien kan worden, namelijk zijn eeuwige kracht en goddelijkheid…’ Dat laatste is een citaat uit De Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 2, een van de basisdocumenten van de kerken waar we bij horen, maar zeg nu zelf, het lijkt er niet op dat het altijd klopt. Die hele natuur hangt mooi wel van dood en verderf aan elkaar, wat een geweld overal en wat een duister. En moet je daar de naam van God aan hangen?
Ik bedoel dit niet als beschuldiging. Ik bedoel dit wel als constatering. De wereld is diep diep dubieus. Als alles eenduidig was en als alles duidelijk de naam van God had moeten laten zien, dan had onze wereld er anders uit moeten zien. Zoals het nu is kan ik met een beetje goede wil nog wel wat moois herleiden tot God, maar het is niet doorslaggevend. Er is veel in mijn wereld wat vloekt met God. Er is veel in onze wereld waarbij we met geen mogelijkheid zijn naam durven noemen. Geen beschuldiging, zeg ik, wel een constatering. Maar nu is één van de basisregels in het bijbelse geloof, dat we God niet zien als de oorzaak van wat er mis is in de wereld. Dat is een heel basaal uitgangspunt. Want als God de oorzaak zou zijn van wat mis is, dan stort alles in elkaar. Dat kan niet, Hij moet ten diepste goed zijn, zoals Hij zelf ook zegt. Wat slecht is staat niet op zijn naam. Maar dan? Dan verdwijnt Hij toch uit beeld? En niemand die zijn naam nog fluistert.
Gelukkig constateert de Bijbel zelf ook dat het zo werkt. Zo realistisch is de Bijbel wel. In Romeinen 8: 20 zegt Paulus: [9] ‘Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door Hem die haar daaraan heeft onderworpen.’ Ten prooi aan zinloosheid – het is dus zomaar allemaal voor niks. Ten prooi aan zinloosheid – dat is het tegenovergestelde van dat iets de naam van God draagt. Zoals Paulus zegt: [10] ‘Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.’ Soms is het echt alsof er niets is wat nog de naam van God kan dragen. Soms lijkt Hij helemaal verdwenen. [11] Niets draagt nog de naam van God. Het is niet eerlijk om dat weg te moffelen; we moeten er wat mee. Maar wat dan, in Gods naam?
Als je ooit één ding van me wilt leren, laat het dan dit zijn: dat wij bij alle vragen die we tegenkomen over God en over onze wereld, dat we daarmee naar Jezus Christus toe moeten. Niet alleen is Hij het antwoord van God op al onze vragen. Het gaat nog verder dan dat. God gaat nog verder dan dat. Jezus Christus is het antwoord van God op alle vragen, op zo’n manier dat Hij als antwoord ook duidelijk maakt wat de vraag eigenlijk was. Wij lopen vast als wij aan de ene kant ervan overtuigd zijn dat Gods hand in de schepping en in de geschiedenis en in ons eigen leven te zien zou moeten zijn, terwijl we aan de andere kant tegen de muur aanlopen van al die momenten en al die dingen waar we met geen mogelijkheid zijn naam bij kunnen noemen. Vervolgens hebben we de neiging om aan één van beiden voorrang te verlenen. Òf we gaan ervoor dat alles spreekt van Hem – met het risico dat ook wij een keer in een zwart gat eindigen wanneer de werkelijkheid anders blijkt te zijn. Òf we zeggen zelf God vaarwel en ontkennen dat zijn naam überhaupt nog wat te zeggen heeft. Maar het antwoord dat Jezus Christus is, geeft met terugwerkende kracht zicht op wat de echte vragen zijn, wat de echte stand van zaken is.
Over Christus, om te beginnen, als er dan nog van iets of iemand gezegd mag worden dat hij of zij de naam van God mag dragen, dan Hij. [12] Jezus draagt de naam van God. Het is op Gods aanwijzing zijn eigen naam geworden, Jezus, Jahwe redt. Je leest dat in Mattteüs 1: 21: [13] ‘[Maria] zal een zoon baren. Geef Hem de naam Jezus, want Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’ Maar met precies die naam en precies met het verbinden van zijn naam aan Jezus, geeft God te kennen waar het mis is gegaan. Wanneer Jezus getuige zijn naam God is die redt, dan houdt God van zijn kant overeind dat Hij God is, dat Hij de Heer van de wereld is, dat Hij een naam heeft en er toe doet, dat Hij zich aan zijn schepping blijft verbinden. En door de geschiedenis heen heeft Hij zich met die wereld bemoeid. Als Jezus God is die zijn volk redt, dan is er dus een volk dat de naam van God draagt: zíjn volk. God heeft ons niet vergeten, het kind mag Jezus heten. Van zonden redt Hij Israël, zijn naam is ook Immanuël. Dus dat hele idee dat je zomaar kunt hebben, dat alles de naam van God lijkt te dragen, dat is niet uit de lucht gegrepen. Het komt rechtstreeks bij God vandaan en het vermoeden dat je kan overvallen dat alles wél met God te maken heeft, dat is een heilig vermoeden.
Maar wat dan van alles wat vloekt met Gods naam? We kunnen er niet om heen: het vloekt soms in ons zelf, het vloekt om ons heen in pijn en verdriet, het vloekt waar we bij staan in deze wereld. Niet Gods schuld, hebben we leren belijden. God is goed en Hij is niet de bron van wat slecht is. Gaan we niet doen. Maar hoe zit het dan wel? Opnieuw: [14] zie Jezus Christus. Jezus draagt de naam van God. Hij is God die zijn volk redt. Redt van wat? Redt van hun zonden. Het zwarte gat waar we tegenaan hikken, de dood en alles wat kapot gaat, het heeft met onze zonden te maken. Als ergens in Israël of waar dan ook een kind onschuldig doodgaat, is zomaar onze vraag: God, waar bent U nu? Maar wat als nu de vraag van God is: mens, waar ben je? In Amerika zeggen ze: guns don’t kill people, people kill people. En dan is de wrange conclusie, dat wapenbezit op zich geen probleem is. Als er een probleem is, zit het bij de mensen die de wapens hanteren. Nou, ik weet het niet. Maar God zou als variant op die uitspraak kunnen zeggen: gods don’t kill people, people kill people. Wij zijn de vloek. Wij zijn het probleem. Niet God. God heeft zijn naam op aarde uitgeschreven. Wij hebben God de aarde uitgeschreven. En met Hem verdwijnt alles wat goed is.
Behalve dat God ervoor gekozen heeft om alles opnieuw op zijn naam bij te schrijven. En dat is Hij begonnen met Jezus. [15] Cel voor cel heeft Hij Hem geweven in de schoot van Maria. Met goddelijke scheppersvreugde heeft Hij een Adam 2.0 gevlochten, maar dan met nog meer van zichzelf erin. En zo werd Jezus’ vingerafdruk zo letterlijk als maar mogelijk is de vingerafdruk van God. Een aanraking van Jezus was zo letterlijk als mogelijk een aanraking van God. Als Hij zijn naam in het zand schreef, dan stond daar de naam van God. Zijn woorden waren woorden van God. Zijn liefde kan maar één naam hebben, de liefde van God. God heeft zich aan Hem verbonden, Hij draagt in alles de naam van God. Jezus draagt de naam van God.
[16] En Hij droeg die op het kruis. Wij hadden onszelf vast geparkeerd. Wij hebben het in ons om van ons leven iets moois te maken en en passant van de hele wereld om ons heen. Maar we doen het niet. We kunnen het niet. Willen we het eigenlijk wel of kiezen we als het erop aan komt toch voor onszelf? God gaat ons redden door zichzelf naast ons vast te parkeren. Dat is … ik heb daar geen woord voor. Jezus, de drager van Gods naam in deze wereld, kortom: God, zoekt die ene plek op waar 100% duidelijk is dat je er de naam van God niet moet noemen, Hij wordt zonde, Hij wordt vloek, God, verdoem Mij. Voor ons was het duidelijk: Jezus, Jij bent niets. Maar Gods claim was precies tegenovergesteld: hier, Golgotha, ben Ik die Ik ben. De hartslag van Jezus is letterlijk de hartslag van God: Ik ben, Ik ben, Ik ben, Ik… Toen was het stil, drie dagen lang, zodat er geen twijfel kon bestaan: die is dood. Ha, behalve dan dat die zondagmorgen de grote klok een eeuwigheid vooruit ging en het hart van de Heer weer ging kloppen: …ben! Ik ben.
[17] Alles draagt de naam van God. Niets draagt de naam van God. Jezus draagt de naam van God. En dan tenslotte: jij draagt de naam van God. In alle bescheidenheid, dat snap je nu wel. En nu is de vraag: hoe ga je dat doen, dan? Nu heb ik bij de preek over het eerste gebod de Tien geboden Gods richtlijnen voor godzoekers genoemd. Als je oprecht op zoek bent naar God, dan vertelt het eerste gebod je dat je alleen bij de ene God moet zijn. Het tweede gebod vertelt je dat je van Hem niet je eigen plaatje moet maken. Het derde vertelt je over zijn naam. Maar nu die naam gevallen is en nu de Zoon van God zelf jou zijn zus noemt en broer en nu jij dus zelf ook de naam draagt van God, nu blijkt dat als iemand oprecht op zoek is naar God, dat diegene dan ook zelf wordt aangeraakt. En nu hoop ik dat dat de manier is waarop je wilt luisteren naar het vervolg van de Tien woorden van God. Dat het woorden zijn die jou veranderen, omdat jij oprecht op zoek bent naar God. Bij voorbeeld:
Het vierde gebod, over de rustdag, maakt duidelijk dat alle tijd tijd van God is, zijn naam draagt. Maar omdat je weet dat jij en ik dat zomaar kwijt zijn, dat Hij alle dagen van ons leven even dichtbij is, daarom geeft Hij ons de gouden tip om die ene dag in de week te wijden aan zijn naam. Dat je de tijd neemt om stil te staan bij wie Hij is en bij wie jij mag zijn. Het vijfde gebod gaat duidelijk maken dat je vader en moeder zijn wie ze zijn in Gods naam. En dat geldt voor meer structuren die in deze schepping zitten ingebakken: dit alles is in Gods naam. Nu weten jij en ik, omdat we allemaal kinderen zijn, dat ook ouders het kwijt kunnen zijn dat ze de naam van de Heer dragen in het leven van hun kinderen en ook zomaar een vloek kunnen zijn. Maar dat willen we niet. We kiezen het leven. Net zo bij het zesde gebod over moorden, het zevende over relaties, het achtste over je hebben en houden, het negende over je verlangens. Onder deze Tien woorden staat de handtekening van God: door Mij bedacht, door Mij geschreven. Is het je verlangen dat Gods naam ook in jouw leven te lezen is? Zoek niet verder. Leef als iemand die gevonden is.
Amen.