Votum & groet
Zingen: Opwekking 672/Heerser over alle dingen
Gebed
De Tien Woorden
Zingen: Opwekking 805/Maak ons hart onrustig, God
Bijbellezing: Matteüs 12: 1-21
Zingen: Psalm 85: 3, 4/Bij wie Hem vrezen is zijn heil geplant
Preek
Zingen: Opwekking 268/Hij kwam bij ons, heel gewoon
Gebed
Collecte
Zingen: André van Zyl/In de hemel is de Heer
Zegen
Zondag 35.
1. [1] Vanmorgen gaan we op zoek naar wat typerend is voor God. Dat wordt nog een hele zoektocht, omdat je niet van iets of iemand op aarde kunt zeggen dat die typisch God is. Sterker nog, God waarschuwt je om je daar niet aan te branden. God de Vader wil niet vergeleken worden met ‘een afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde.’ Dat is het tweede gebod uit het rijtje van tien, dat God aan de mensen meegeeft. Nu realiseer ik me dat een wet en geboden weinig aantrekkingskracht hebben. ‘Moeten’ is uit. Daarom vraag ik je om de wet van God eens te zien als (wat het echt ook is) een leidraad voor godzoekers. Grappig, als je ‘godzoekers’ opschrijft, vindt de woordenlijst van Word dat dat ‘goudzoekers’ moet zijn. Mijn computer heeft wat atheïstische trekjes. [2] Maar de wet van God de Vader is echt een leidraad voor godzoekers. Kijk maar.
Je bent dus op zoek naar God. Dan is het eerste wat God wil dat je weet: [3] vereer naast mij geen andere goden. Kennelijk is er keus. Los van of dat nu om echte goden gaat of om dingen en machten die de sticker ‘god’ door ons krijgen opgeplakt, kennelijk is er keus. En dan zegt God: er is eigenlijk geen keus. Ik ben de enige. Maar daarmee zegt Hij nog niet zoveel over zichzelf. Het enige wat Hij zegt is: ‘Wil je serieus op zoek naar Mij, naar de enige echte God?’ En als je dat echt wil, lees je verder in de tien geboden.
[4] ‘Maak geen godenbeelden,’ zegt God dan. Dat is het tweede gebod. Opnieuw: een waarschuwing. Kennelijk is God bang dat wij de neiging hebben om Hem toch op de verkeerde plek te zoeken. En eerlijk is eerlijk: dan heeft God een punt. Ga maar na, wie is jouw god? Het lijkt me onwaarschijnlijk dat je b.v. een Asjera beeldje in je huis hebt staan. En zo wel, dan kun je het natuurlijk altijd vertrappen. Maar ik denk dat je eerder een ander soort afgoden hebt. En ik heb daar wel een test voor, om te onderzoeken wat jouw privé-afgod is. Ga eens na, wat is het eerste waar je aan denkt als je ’s morgens wakker wordt? Dat is je privé-afgod, wat er bij wijze van spreken op je nachtkastje staat. Ik bedoel dat niet gemeen. Als je een kindje hebt gekregen en je eerste gedachten ’s morgens zijn voor die baby van je, dan zeg ik daar niks fouts van. En als jouw gezondheid op het spel staat en je wilt graag vertrouwen op God maar je wordt ’s nachts wakker van de zorgen, dan kan ik het me helemaal voorstellen. En toch kun je je daarin oefenen, dat je aan het eind van de dag jezelf aan God teruggeeft en ’s morgens als eerste tegen God zegt: dit is opnieuw een dag van U.
‘Maak geen godenbeelden,’ zegt God. Kennelijk is er genoeg in de hemel en op de aarde dat je aandacht kan trekken en kan vasthouden, genoeg dat belangrijk is of lijkt, belangrijk genoeg om tot je ‘god’ te promoveren. Maar God de Vader zegt er nee tegen. Waarom? Omdat, zegt Hij zelf, Hij geen andere goden naast zich duldt. Hij kan er niet tegen. [5] Het is zijn eer te na. Je kunt op twee manieren reageren op die claim van God, dat Hij de enige is en voor jou de enige wil zijn. Je kunt het naast je neerleggen, omdat in jouw leven jij degene bent die de dienst uitmaakt. Of je bent echt op zoek naar God en je accepteert dat God, als Hij echt God is en omdat Hij echt God is, mag zeggen dat Hij de enige is. Dus: geen godenbeelden, omdat God zijn eer niet wil delen met gebakken lucht. Er kan er maar één de Heilige zijn.
Als je verder leest in de Bijbel, ontdek je meer nadelen van afgodsbeelden. Dat wil zeggen: nadelen in de ogen van God. In de ogen van de mensen gaat het om voordelen. Op een keer moest Israël oorlog voeren met hun buren, de Filistijnen. Die Filistijnen waren effectieve strijders, daar kon je niet zomaar tegenop. Gelukkig hadden de Israëlieten een symbool van Gods aanwezigheid in hun bezit. In de tempeltent, de tabernakel, stond een gouden kist met de tien geboden erin. Die kist, de ark, was een troon van God, geen beeld van God en ook geen afgodsbeeld. Maar op dat moment maakten de mensen het er wel van: als we die ark meesjouwen de oorlog in, dan hebben we God bij ons en de overwinning in onze zak. Niet dus. [6] God laat zich niet manipuleren, en dat is precies de reden waarom Hij niet wil dat je een afgodsbeeld maakt, geen afbeelding van andere goden en geen afbeelding van Hemzelf. Want Hij is vrij en weigert zich door ons te laten manipuleren. En Israël verloor de oorlog.
En dan is er nog dit nadeel van een afgodsbeeld: ze lijken zoveel op wat wij verzinnen, in plaats van op God. Dat zie je aan alle afgodsbeelden: in de vorm van stieren of supermannen of –vrouwen. [7] Het zijn beelden van ons. Altijd in een vorm die wij fantaseren, waarvan wij denken dat god zó moet zijn. Nooit in een vorm die werkelijk God echt laat zien, zoals een kruis en een leeg graf. Het is belangrijk dat je dit wel naar jezelf toehaalt. Je kunt je schouders ophalen over achterlijke volkeren die vroeger of ver weg hun stomme beelden vereren. Maar ik vind dit echt eng, dat het zo schreeuwend moeilijk is in het beeld dat je hebt van God los te komen van jezelf. Als ik zelf bij voorbeeld vrij geduldig ben en wat rationeel ingesteld, kijk eens aan, dan is mijn God dat ook. Of als ik sterk behoefte heb aan acceptatie, tadaa, mijn god accepteert alles. Dat is iets heel lastigs.
Het mooie is dat God zelf je dan in die tien geboden van Hem een stap verder helpt in je zoektocht naar Hem. Het derde gebod is ‘misbruik de naam van de Heer, uw God, niet.’ [8] Zijn naam is Jahwe, natuurlijk, de God die trouw is, maar zijn naam is meer dan dat. Zijn naam is ook wat Hij van zichzelf laat merken in woorden en daden. Kijk, dan zegt God dus: wie Mij zoekt, moet echt naar Mij alleen op zoek. En: wie Mij zoekt, moet niet zelf een beeld van Mij fabriceren. Maar, wie Mij zoekt moet goed luisteren en kijken. Écht God de Vader. Hij nodigt je uit Hem werkelijk te ontmoeten en te leren kennen.
2. De beste samenvatting van Gods naam, van wie God is en wat Hij doet, is Jezus Christus. [9] Het mooie is dat de Bijbel Hem ‘beeld van God’ noemt. Wij mogen geen beelden maken van God. Maar God mag wel iemand aanwijzen en geven die helemaal is wie Hij is. Luister maar naar wat de Bijbel over Hem zegt, in Kolossenzen 1, 15-20:
‘Beeld van God, de onzichtbare, is Hij,
eerstgeborene van heel de schepping:
in Hem is alles geschapen,
alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare,
vorsten en heersers, machten en krachten,
alles is door Hem en voor Hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem.
Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk.
Oorsprong is Hij,
eerstgeborene uit de dood,
om in alles de eerste te zijn:
in Hem heeft heel de volheid willen wonen
en door Hem en voor Hem alles met zich willen verzoenen,
alles op aarde en alles in de hemel,
door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.’
Hij is het beeld van God, dat God niet alleen naast zich duldt, maar dat Hij in liefde naar voren schuift: dit is nu echt helemaal God, daar kan geen afgodsbeeld of beeld van God tegen op. Hij is de kracht van God in eigen persoon, op een manier die veel dieper gaat dan de magie van een afgodsbeeld. En Hij is niet door ons verzonnen, zoals een afgodsbeeld of beeld van God, maar dit is hoe God het vanaf het begin in gedachten heeft gehad: dit is zijn ideaal. Naast Hem verdampen alle machten in de hemel en op aarde. Hij is echt wie God is.
Ik heb gekozen voor Matteüs 12 als bijbellezing, omdat Christus daar in een drietal confrontaties duidelijk maakt wie Hij is en wat Hij komt doen. De eerste discussie is met Farizeeën die Hem de maat nemen op het punt van de sabbat. Dat moet je niet doen, natuurlijk, de sabbatswet gebruiken om Jezus af te keuren. Het is nota bene zijn eigen wet! Maar daarnaast geeft Jezus hier een verdieping aan hoe God gediend wil worden en aan het beeld dat wij van God hebben. ‘Barmhartigheid wil ik, geen offers.’ [10] Jezus zegt dat dit echt God is: barmhartigheid. Barmhartigheid is liefde in actie. [11] En Christus zelf heeft laten zien hoever Gods eigen serieus nemen van barmhartigheid gaat, toen Hij uit liefde zijn leven opofferde. Christus is beeld van God. Hij zegt en laat zien dat God barmhartig is.
De tweede confrontatie in Matteüs 12 is met een groep anonieme critici. De vraag is: mag je op de sabbat iemand redden? Jezus’ antwoord is: ja, want redden mag altijd. Dit laat je zien dat God de God is die aan heelheid werkt en aan herstel. [12] Lieve God, we hebben nog veel te leren. Kijk, zodra wij een beeld van God proberen te maken, peuteren we een onderdeel van hoe wij denken dat God is los en zetten het apart: dan houd je afgoden over die puur agressie zijn, of het omgekeerde, pure lievigheid. Vervolgens identificeren we ons met ons beeld van God en snijden ons aan de scherf die we van Hem hebben afgeslagen. Daarna wordt onze afgod een middel om anderen mee om de oren te slaan en om kapot te maken. Maar God is één en gaaf en heel en wil dat jij heel bent en gaaf en één en dat jij en de mensen om je heen één zijn en gaaf en heel. Zie Christus. Echt God.
De derde dialoog is geen confrontatie: Jezus verbiedt de mensenmenigte die Hem volgt reclame voor Hem te maken. Typisch God: geen woorden, maar daden. Maar wat voor daden: in lijn met de profetie van Jesaja is Christus de man die recht komt zetten. [13] Verzin een afgodsbeeld of een fout beeld van God en het gevolg is onrecht. Oprechte eerlijkheid vind je alleen als je bij God begint, de God die alle vormen van onrecht haat. Gefeliciteerd als je hongert en dorst naar gerechtigheid, want je zult verzadigd worden. Gefeliciteerd als je vanwege de gerechtigheid wordt vervolgd, want voor jou is het koninkrijk van de hemel. Recht is typisch Christus. Recht is typisch God. Echt God.
3. [14] En ook jij bent typerend voor God, althans jij kunt dat zijn. De Bijbel zegt in Efeziërs 4: ‘Geef dus uw vroegere levenswandel op en leg de oude mens af, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, laat u voortdurend vernieuwen in uw geest en uw denken [15] en trek de nieuwe mens aan, die naar Gods beeld geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.’ Ik moet eerlijk zijn: er staat in de vertaling dat die nieuwe mens naar Gods wil is geschapen. [16] Maar dat moet toch echt ‘beeld’ zijn, want ik lees nergens in de Bijbel van een mens die naar Gods wil is gemaakt, wel van een mens die naar Gods beeld is gemaakt. Naar Gods beeld, met de rechtvaardigheid die typisch is voor God de Zoon en de heiligheid die typisch is voor God de Vader.
[17] Ook jij bent echt beeld van God – maar heb je door wat een opluchting dat is? Ik noemde net hoe eng het is dat elke god die wij verzinnen zo verschrikkelijk veel op onszelf lijkt. Als wij het over God hebben, God die hemels is, doen we dat altijd op onze manier, met woorden die van ons zijn. En wie zal zeggen dat als je bidt, je niet in feite tegen je eigen spiegelbeeld zit te praten? Nou, als God dan zegt dat jij zijn beeld mag zijn, zijn weerspiegeling, dan mag jij dus in de spiegel iets van God zien. [18] Jouw barmhartigheid weerspiegelt die van Hem, jouw honger naar heelheid die van Hem, jouw behoefte aan recht die van Hem. Het kan best zijn dat dit een goede oefening voor je is. Als je ’s morgens niet in de spiegel durft kijken omdat je jezelf altijd tegenvalt, gebruik dan de Bijbel als spiegel. God zegt dat Hij je naar zijn beeld vernieuwt. Vergeet de spiegel en kijk God zelf in de ogen en zie jezelf in die ogen: zo geliefd, zo op weg naar herstel, zo geschapen om recht te ontvangen en te doen.
God zij dank is Hij naast God de Vader en God de Zoon ook God de Heilige Geest. Hij is niet alleen God boven je (als God de Vader) en God naast je (als God de Zoon), maar ook God in je – als God de Heilige Geest. [19] Hier gaat het wel over iets dat je aan God moet overlaten. Sinds we als mensheid onze ziel aan de duivel hebben verkocht zit er in ons zoveel dat typisch anti-God is, dat we niet vanuit onszelf op het spoor van typisch God komen. Dat hoort ook bij wat je ziet als je ’s morgens in de spiegel kijkt. Maar de Geest zou niet de Geest van God zijn, als Hij niet aan jouw hart en aan jouw wil en aan jouw gevoel kon sleutelen. En soms gaat Hij met sprongen vooruit en soms werkt Hij vezel voor vezel, maar Hij is in jou aan het werk met als doel dat jij opnieuw op God gaat lijken. Voor dat doel kan Hij zelfs je verdriet gebruiken en je pijn en je angsten. Daarom wil ik je vragen om daarbij altijd niet alleen die pijn en dat verdriet bij God neer te leggen en om niet alleen te vragen waarom God het allemaal laat gebeuren, maar altijd ook te vragen: ‘Lieve God, en hoe kan in dit alles uw Geest in mij bezig zijn aan de grote verbouwing?’ Zoals je het ook moet vragen bij alle zegen die Hij je geeft: ‘Hoe kan ik hierdoorheen meer en meer op U lijken?’
God zij dank is dat meer en meer op God gaan lijken ook geen klus die je in je eentje door moet maken. God heeft je niet bedoeld om in je eentje te leven en in je eentje kun je natuurlijk nooit echt veel van God weerspiegelen. [20] In ons mag je God zien. Daar heb je een hele kerk voor nodig, vol mensen die allemaal op hun eigen wijs net zo eenzijdig zijn als jij, maar met wie je samen steeds meer facetten van wie God is mag vertonen. Ook op die manier voorkom je dat jouw god wel erg veel op jezelf gaat lijken. Hij is immers ook de God van de mensen die hier om je heen zitten, die allemaal hun eigen verhaal met God hebben. Kijk, ik verwijs met heel deze preek naar God die één is en drie tegelijk: de Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest. Zeg nu zelf, als God al in drie personen bestaat en zo echt één is, hoe groot is dan de kans dat jij in je eentje beeld van God kunt zijn? In het begin zei God al: man en vrouw zijn samen mijn beeld. En later zei God: gemeenteleden zijn samen het lichaam van Christus, beeld van God.
4. [21] Tot slot: ik bouw deze preek op aan de hand van Gods drie-eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest. ‘Maak geen godenbeelden,’ zegt God in het tweede gebod. Daarvoor zei Hij: ‘Vereer naast mij geen andere goden,’ en meteen daarna: ‘Misbruik de naam van de Heer, je God, niet.’ Er is maar één God. Zijn naam vertelt wie Hij is. Zijn naam, dat is eigenlijk alles wat Hij gezegd en gedaan heeft. Deze God neemt het initiatief om een verbond met jou te sluiten, een verbond van liefde, heelheid en recht. Typerend voor God. En als jij in dat verbond bent opgenomen, voor jou gaat het er dan niet om of je volgens de familie lijkt op je moeder of op je vader, of volgens de mensen op Denzel Washington of Taylor Swift, maar of je volgens de engelen op je God lijkt. ‘Echt God,’ zeggen ze, elke keer dat de Geest je barmhartig laat zijn, en heel, en oprecht. En de liefde waarmee God naar je kijkt maakt dat je meer en meer op Hem gaat lijken. Mooi hè?
Amen.