Votum & groet
Zingen: Lied 439: 1, 2, 3, 4/Verwacht de komst des Heren
Gebed
Bijbellezing: Marcus 13: 24-37
Zingen: DNP Psalm 110: 1, 2, 3, 4/De Heer heeft tot mijn heer zijn woord gesproken
Preek
Zingen: Lied 751: 1, 2, 3, 4, 5/De Heer verschijnt te middernacht
Gebed
Collecte
Zingen: Gezang 189: 1, 2, 5, 6/Hoe zal ik Hem bezingen
Zegen
Marcus 13: 27-34
[1] Hij komt – dus blijf wakker.
Daar gaat het over vanmorgen: Hij komt, Jezus komt. Dus jij moet wakker blijven. Allereerst over zijn komst: dat sluit natuurlijk aan bij de periode van Advent. Vandaag, zondag 3 december, is de eerste zondag van Advent. [2] Advent is de tijd van het jaar dat we samen uitkijken naar Kerst. Want Kerst is belangrijk genoeg om naar uit te kijken. Dat God zelf naar ons toe is gekomen door een mens te worden zoals wij – daar kun je niet genoeg bij stilstaan. Dat is werkelijk iets om naar uit te kijken. Tegelijk is de realiteit dat Kerst iets is van waarschijnlijk 2028 jaar geleden. God ís gekomen, zoals Hij had beloofd, Hij heeft de profetieën vervuld. Daarom heeft in de kerk het uitkijken naar het Kerstfeest altijd al een tweede laag gehad. We kijken niet alleen uit naar de komst van Christus, het Kerstfeest. We kijken ook uit naar de tweede komst van Christus, de wederkomst. [3] En wanneer we vandaag de woorden van Jezus uit Marcus 13 lezen, dan gaat onze aandacht vandaag automatisch naar die tweede komst, de wederkomst van Christus. Want: Hij komt – dus blijf wakker.
Als ik in deze tijd met mensen praat over de wederkomst, dan is er één ding dat ik heel vaak hoor. Dat het niet lang meer zal duren. Ik merk dat veel mensen om me heen, en misschien jij ook wel, de som aan het maken zijn en de uitkomst is dat Hij wel binnenkort zal komen. [4] Met die som bedoel ik dan, dat je bij elkaar optelt wat je om je heen ziet gebeuren. Bij voorbeeld, als je het nog niet vergeten bent, nog maar twee jaar geleden zaten we midden in de grootste epidemie van de afgelopen honderd jaar, corona. Toen kwam de oorlog in het oosten, Rusland tegen Oekraïne, en de schrik sloeg ons om het hart. Maar het zet je er ook toe aan om na te gaan of het niet een teken kan zijn van de wederkomst. En helemaal toen twee maand geleden de oorlog in Israël ontplofte, toen gingen bij veel christenen de alarmbellen rinkelen. Want als ook in Israël de hel losbarst, dan is de som toch snel gemaakt?
Als jij jezelf herkent in deze gedachtegang, dan ben je als christen dus niet de enige. En ook ik heb respect voor deze gedachtegang. Ik zie je dan serieus omgaan met de Bijbel en met wat er in de wereld gebeurt en ik zie dat je open bent voor wat God aan het doen is. Tegelijk ben ik er terughoudend in. Niet omdat ik niet zie wat er aan de hand is, want er is van alles aan de hand en ik vind het vreselijk. Ook niet omdat ik niet zou zien of geloven dat God aan het werk is, want als ik één ding geloof is het dat, dat God de hele wereld in zijn hand heeft en dat Hij eraan werkt om zijn plannen te verwezenlijken, geen twijfel aan. En ook ben ik niet zo terughoudend omdat ik de Bijbel niet serieus neem, want dat wil ik juist wel, de Bijbel serieus nemen. Ik ben terughoudend in het berekenen van hoe laat het is op de klok van God, juist omdat ik de Bijbel serieus wil nemen. Laten we ons vanmorgen daarin verdiepen, in de Bijbel, en dan in de concrete woorden van Jezus in Marcus 13.
[5] Waar heeft Jezus het over in die woorden van Hem die wij lazen in Marcus 13? Er zijn veel gelovigen die zeggen, dat deze woorden van Jezus over het eind van de wereld gaan. Vers 24 en 25: [6] ‘Maar in de dagen na de verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen.’ Dit is taal die we kennen uit de Bijbel. Het is apocalyptische taal, eindtijd-taal, die we vaker tegenkomen als God zijn eindoordeel uitspreekt over volken en over machten en over de wereld zelf. Maar voor alle profetieën in de Bijbel geldt: ze komen niet zomaar uit de lucht vallen. Profetieën in de Bijbel zijn woorden van God en woorden van God zijn altijd gesproken op hun tijd. En voordat wij in onze tijd gaan kijken waar deze woorden bij passen, doen we er goed aan te kijken naar wat ze te zeggen hadden in de tijd van Marcus zelf, of eigenlijk nog een laag dieper, hoe ze klonken toen Jezus ze uitsprak. En daar valt wel meer over te zeggen.
In Marcus 13 zitten Jezus en zijn leerlingen op de heuvel tegenover Jeruzalem, op de olijfberg. [7] (Dit plaatje is natuurlijk van nu, maar dan heb je een idee.) Als je van de kant van de tempel, de oostkant van Jeruzalem, de stad uitgaat, ga je steil naar beneden, het dal van de beek Kidron in. Als je aan de andere kant weer omhooggaat, de weg naar Bethanië op, dan ga je omhoog de olijfberg op. Het is er ongetwijfeld goed zitten in de schaduw van die bomen in de avondzon. En diezelfde avondzon zet de stad en de tempel in de stad in het licht. Dat is het plaatje van Marcus 13, zoals we lezen in Marcus 13: 1-4: [8] ‘Toen Hij [Jezus] de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen!’ Jezus zei tegen hem: ‘Die grote gebouwen die je nu ziet – wees er maar zeker van dat geen steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’ [9] Toen Hij op de Olijfberg was gaan zitten, tegenover de tempel, en Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas alleen met Hem waren, stelde Petrus Hem de vraag: ‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we herkennen dat het zover is?’’ Dat is het plaatje van Marcus 13.
Als we het hele hoofdstuk zouden lezen, dan kregen we het antwoord van Jezus op de vraag van Petrus te horen. Hoe Jezus vertelt over oorlogen, aardbevingen en hongersnoden, die Hij het begin van de weeën noemt. Hoe Hij vertelt over dwaalleraars die zullen komen en heftige vervolging en hoe ze toch vol moeten houden. Maar het teken waaraan ze zullen herkennen dat deze onheilsprofetie van Jezus over Jeruzalem en de tempel werkelijkheid wordt, zal zijn dat er een “verwoestende gruwel” zal staan waar die niet hoort – en dat is codetaal voor dat er midden in de tempel, in het Heilige der heiligen, iets heidens of een heiden zal staan. Dan zul je weten dat het over is voor de tempel en voor Jeruzalem. Dan moet je zorgen dat je weg bent. Let op, zegt Jezus, Ik heb het jullie voorzegd, Marcus 13: 23.
En dan is het eerlijk de vraag of Jezus in vers 24 en 25 iets nieuws begint te vertellen, of dat Hij verdergaat met het verhaal van de val van de tempel en Jeruzalem. [10] ‘Maar in de dagen na de verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen.’ Ik denk dat de woorden van Jezus hier goed te lezen en goed te begrijpen zijn als woorden die nog steeds over de val van Jeruzalem en de ondergang van de tempel gaan. Wij weten achteraf dat Jeruzalem door de Romeinen belegerd is en in het jaar 70 veroverd en verwoest, inclusief de tempel van God. Wij weten ook dat die periode in de wereld van toen, het Romeinse Rijk, een periode van chaos is geweest, van grote politieke en militaire en economische onzekerheid. Kijk, en dan zeg ik niet dat deze woorden lezen alsof ze over het eind van de wereld gaan en dus nog vervuld moeten worden, alsof die lezing niet mogelijk is. Maar ik zeg wel dat ze zich ook laten lezen als profetie over de val van Jeruzalem en de ondergang van de tempel.
Maar vers 26 dan? En vers 27? [11] ‘Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister. Dan zal Hij de engelen eropuit sturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel.’ Nou, dat moet toch wel over het einde van de wereld en over de wederkomst gaan? Opnieuw: zo zijn deze woorden van Jezus begrepen en zo kun je deze woorden van Jezus begrijpen, dat dit over de wederkomst gaat. Maar: Jezus citeert hier in zijn eigen profetie de woorden van een andere profetie, Daniël 7: 13. Daar staat: ‘In mijn nachtelijk visioen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens.’ Zien – komen – mensenkind: je ziet de overeenkomst. Maar in Daniël gaat het dan zo verder: ‘Hij naderde de oude wijze [God] en werd voor Hem geleid.’ In Daniël komt dus een mensenzoon op de wolken aan in de hemel voor God. Van beneden naar boven, niet andersom. En met dat gegeven in je achterhoofd, kun je Marcus ook zo lezen, dat Jezus hier spreekt over zijn hemelvaart. Dat Hij als mens voor God verschijnt, hangt samen met het verdwijnen van Gods oude woonplaats bij de mensen, zijn tempel in Jeruzalem. Je hoeft niet meer daarheen om God op te zoeken, God de Geest zelf stuurt zijn engelen de wereld in om zijn mensen op te zoeken. Het is Jeruzalem zelf dat straks de Zoon van God zal uitspugen. Daarmee gaat het einde komen voor Jeruzalem. Wereldschokkend. Maar daarmee komt niet het einde voor God en niet voor Gods omgang met mensen.
Als Jezus hier profetisch spreekt over wat er in de vier decennia na zijn opstanding en hemelvaart gaat gebeuren, wanneer Marcus hier voor zijn lezers die in die tijd leven de woorden van Jezus in herinnering brengt, wanneer we deze woorden lezen als woorden over het einde van de tempel en niet direct over het einde van de wereld, dan valt ook het vervolg op zijn plaats. Marcus 13: 28-32:[12] ‘Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is.’ Zie je het voor je? Jezus, die daar onder precies zo’n vijgenboom zit en met z’n hand langs de knoppen en de prille blaadjes gaat? ‘Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het [of: Hij] in aantocht is en heel dichtbij.’ Je hebt gelijk, de NBV vertaalt met ‘Hij’, ‘dat Hij in aantocht is’. Maar ‘het’ kan ook, kijk maar in de Statenvertaling. ‘Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren.’ Zegt Jezus, ergens rond het jaar 30. En als veertig jaar later iemand het boek van Marcus leest, kan ze maar één ding bedenken: Hij had gelijk. [13] ‘Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden verdwijnen nooit. Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader.’ Jezus weet dat Hij zal sterven. Jezus houdt vast dat Hij zal mogen opstaan. Jezus vertrouwt dat zijn Vader al zijn beloften zal nakomen. Wat een vertrouwen. Adam, de vader van alle mensen, wilde in kennis aan God gelijk zijn en hij at van de boom van kennis van goed en kwaad, de eerste zonde. Jezus, de Zoon van de mens, vertrouwt zijn Vader tot in de dood en zet in uiterste gehoorzaamheid alle zonde recht.
Goed, waar zijn we nu? We hebben samen Marcus 13 gelezen [14] en ik heb verteld dat ik denk dat Jezus het hier over de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel in het jaar 70 heeft. Ik denk dat Marcus zo lezen aan Marcus recht doet. Ik heb ook gezegd dat je de laatste paragraaf van Marcus anders kunt lezen, dat het over het eind van de wereld en de wederkomst gaat. Ik moet zeggen dat je het ook zo kunt lezen als jij dan doet, net zoals jij moet zeggen dat je het ook zo kunt lezen als ik doe. Maar nu is het boeiende, dat voor de conclusie die Jezus dan trekt, het niet eens zoveel uitmaakt hoe je Marcus 13 leest. Dan heb ik het natuurlijk over het slot, Marcus 13: 37: [15] ‘Wat Ik tegen jullie zeg, zeg Ik tegen iedereen: wees waakzaam!’ Jezus spreekt met de kerngroep van zijn leerlingen, Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas. Maar deze woorden wil Hij ook dat de anderen horen en via hen ook de lezers van Marcus, de lezers van toen en de lezers vandaag. Hoe je het ook wendt of keert, de boodschap blijft: Hij komt – dus blijf wakker.
Juist als je deze woorden aan het eind van Marcus 13 leest in het licht van een profetie over de tempel, ontstaan er hier wel openingen naar vandaag. [16] ‘Pas op, wees waakzaam, want jullie weten niet wanneer die tijd zal komen.’ Welke tijd? Nou, zegt Jezus, vergelijk het hiermee: ‘Het is als met een man die op reis ging: Hij verliet zijn huis en droeg het beheer over aan zijn dienaren, die elk een taak kregen, en de deurwachter gaf Hij opdracht om de wacht te houden.’ ‘Hij verliet zijn huis’ – Marcus 13: 34. ‘Toen Hij de tempel verliet’- Marcus 13: 1. Nee, ik zeg niet dat Jezus toen Hij de tempel verliet, dat Hij toen dat huis van God aan zijn leerlingen en aan ons overliet. Ik zeg wel dat God de tempel aan zijn lot overliet, maar de wereld niet, en ik zeg dat Hij de wereld ziet als zijn huis, de plek waar Hij wil gaan wonen. Zover is het nog niet, daar weten we alles van. Dat neemt niet weg dat zijn opdracht aan ons en al zijn volgelingen duidelijk is: blijf wakker.
Allereerst betekent dit wakker blijven niet, dat je voortdurend op de klok moet kijken, terwijl je je best doet uit te rekenen wanneer de Heer van het huis arriveert. Integendeel zegt Jezus, want de Heer komt op het moment dat je het het minst verwacht. Dat is de betekenis van dat rijtje toenemend absurde momenten dat Jezus hier noemt: [17] ‘Wees dus waakzaam, want jullie weten niet wanneer de heer des huizes komt, ’s avonds, of midden in de nacht, of bij het eerste hanengekraai, of ‘s morgens vroeg.’ Negen uur ’s avonds, twaalf uur ’s nachts, drie uur ’s nachts, zes uur ’s morgens – er valt geen peil op te trekken. Het enige wat we weten is dit: Christus is Heer, Hij heeft de dood overwonnen, nu is Hij onze Priester en de tempel is overbodig. Het feit dat God de tempel aan zijn lot heeft overgelaten bewijst dat Jezus is wie Hij zei dat Hij is, de echte verbinding met God, de weg, de waarheid en het leven. Gegarandeerd, Hij gaat zijn werk voltooien. Hij komt – dus blijf jij dan wakker.
En hoe zullen we dat doen, wakker blijven? Een goed begin lijkt mij dat jij en ik in deze tijd van Advent ons opnieuw openstellen voor wat het betekent dat God ons niet heeft losgelaten, maar dat Hij ons is komen opzoeken in Jezus Christus in Bethlehem. Ik weet dat het lang geleden is. Maar eigenlijk wordt het wonder daar alleen maar groter van. Het wonder dat God midden in de tijd in eigen persoon bij ons aanklopte. [18] En alle deuren waren dicht, de deuren van Rome, van Jeruzalem, van Bethlehem. Veel mensen vandaag ervaren niet dat God er is, dat Hij met ons bezig is. Laat dan opnieuw het aankloppen van God aan de deur van de mensheid toen in Bethlehem, laat dat dan tot je doordringen als het aankloppen van God aan jouw deur. En ben jij wakker?
Hij komt – dus blijf wakker. Maar niet alleen in deze adventstijd. Als Jezus zegt dat een heer op reis ging en het beheer van zijn huis overdroeg aan zijn dienaren en dat hij de deurwachter de opdracht gaf om wakker te blijven – wat een vertrouwen spreekt daaruit, vertrouwen van die heer in zijn personeel, maar dus ook vertrouwen van dé Heer in ons, in jou en mij. [19] Ja, het brandt in de wereld, corona, Oekraïne, Gaza, de Nederlandse politiek. Nee, daar hebben jij en ik nou niet echt invloed op. Maar jij op jouw plek en ik op de mijne, jij met jouw door God gegeven verantwoordelijkheden en ik met de mijne, waar Hij jou en mij het beheer in zijn huis heeft gegeven – als Hij nu onverwacht aanklopt, vindt Hij jou dan wakker of in slaap? Ik denk dat als je niet gelooft, dat je dan eigenlijk het liefste slaapt. Dat je het liefst de chaos in de wereld buiten je eigen bubbel houdt en wegdroomt in je eigen ideale wereldje. Ik denk dat als je gelooft, dat ook dan die droom erg aantrekkelijk is. Maar ik denk ook dat het een droom is, een namaakwereld die je zelf creëert. Maar God vraagt jou en mij om wakker te zijn, om op onze plek in zijn huis niet weg te lopen voor de taak die Hij je geeft.
Welke taak? Nou, doe je ogen open en kijk maar om je heen. De hele wereld is het huis van God en de plek die Hij jou geeft, geeft Hij jou met een reden. De mensen om je heen zijn niet toevallig waar ze zijn. God vraagt jou om ze te zien en ze lief te hebben, zoals Hij hen vraagt jou lief te hebben. Jouw spullen, jouw omgeving, ik zeg dat God je precies daardoor aanspreekt, uitnodigt, aanmoedigt: hoe kun jij op precies deze plek in het huis van God zo omgaan met je omgeving, dat als God jou zo bezig ziet, Hij zegt wat Jezus ergens anders zegt dat Hij zal zeggen, Matteüs 25: ‘Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je Heer.’ De vraag is niet wanneer Hij komt, want: Hij komt. De vraag is of jij wakker bent.
Amen.