Votum & groet
Zingen: Opwekking 167/Samen in de naam van Jezus (canon)
Sela/Goed om hier te zijn (nieuw)
Marcel & Lydia Zimmer/Iedereen is anders
Gebed
Bijbellezing: Hebreeën 11: 8-16
Zingen: Trinity/Ik wens jou
Preek
Zingen: Sela/Geen plek waar U niet bent (luisterlied)
Sela/Mijn Herder
Opwekking 770/Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige naam
Gebed
Collecte
Zingen: Opwekking 354/Glorie aan God
Zegen
Hebreeën 11, 13-16
[1] Anders…
[2] Dinsdag was ik in de kerk en ik stond buiten, toen ik werd aangesproken door een mevrouw. Ze vertelde van alles, dat ze vroeger had gestudeerd en dat ze nog steeds best veel las en nu was ze bezorgd. Bezorgd over waar het met de wereld naar toe gaat, bezorgd over politieke ontwikkelingen en bezorgd over mensen. Ze was ook eerlijk, want ze vertelde dat ze hulp kreeg van een instantie, voor onderdak en dagelijks leven, want dat ze het in haar eentje niet redde, hoe vervelend ze het ook vond. En ze vond het echt heel vervelend. Ik kreeg ook niet de indruk dat ze heel veel dingen bezat, wat kleren misschien en dan nog wat spulletjes. We hadden wat gepraat en toen ze wegliep dacht ik: wij zijn anders. Wij zijn echt anders. En één moment dacht ik: wat vinden mensen van mij als ze mij met jou zien praten? Maar dat was gelukkig maar heel even, want kom op, wat interesseert het wat de mensen denken.
[3] Goed, vanmorgen gaat het over ‘anders’. Het gaat het hele startweekend over ‘anders’. ‘Anders’ kan gaan over ons allemaal, want iedereen is anders. ‘Anders’ kan ook gaan over ons als twee kerken, want de Ichthuskerk is anders en de SGA is anders. En ‘anders’ kan ook gaan over als je gelovig bent, [4] of je dan anders bent dan iemand die niet gelooft en als je anders bent dan iemand die niet gelooft, hoe je dan anders bent. En over die laatste ‘anders’ gaat het vanmorgen, gaat het in het stukje dat we lazen uit de Bijbel. Daar worden Abraham en ook zijn voorgangers en ook zijn nakomelingen vreemdelingen genoemd, gasten, slechts op bezoek. En dat heeft precies alles met hun geloof te maken: gelovig zijn maakt dat ze hun soort van vreemdeling zijn. Rare mensen, die gelovigen… Maar hoe dan? Laten we even beginnen bij de Bijbel, bij Hebreeën 11. [5]
Volgens mij is dit Bijbelboek een brief of een preek voor Joden, die christen geworden zijn. En om te begrijpen wat die brief of die preek dan bedoeld, moet je je een beetje in hun situatie verplaatsen. Dat ze dus vroeger Jood waren geweest – weet je, dat betekende dat je aan de ene kant echt anders was dan de anderen. Andere gewoonten dan de rest, bij voorbeeld dat je als Joodse mannen allemaal als kind was besneden. Nou, ik ga dat verder niet uitleggen, maar daar werden wel domme grappen over gemaakt. En je werd ook zomaar gediscrimineerd. Daar tegenover stond dat je wel wist wie je was. Jood, thuis in Israël, de Heer als God, de tempel in Jeruzalem, met de wetten en de psalmen en de profeten om je de weg te wijzen. Best wel veel om trots op te zijn, ofzo. Maar dan werd je christen en wat hield je dan nog over? Het land, de tempel, de stad, ze doen er opeens veel minder toe. Ja, God, die houd je, maar wel anders dan eerst. Eerst was je Jood en dus al anders dan anderen in het Romeinse Rijk. Nu ben je christen en dubbel anders, want ook nog anders dan je Joodse broers en zussen. Wat houd je dan nog over? Wie ben je helemaal, als christen geworden Jood? [6]
Verrassing! – zegt die brief aan de Hebreeën. Verrassing! – want lees nog maar eens mee. Lees nog maar eens mee, want dat hele verhaal van Israël, van Sara, Deborah en Esther, van offers en tempels en regels, dat hele verhaal gaat als je goed leest niet over mensen die hun plek in de wereld gevonden hebben, maar over mensen die op zoek zijn. Op zoek naar iets wat écht goed is. Het gaat niet over mensen die o zo sterk zijn en het dik voor mekaar hebben, nee, het gaat over mensen die er diep van doordrongen zijn dat ze alleen overleven met de hulp van anderen, van een Ander-met-een-hoofdletter. En als jij, eerst Jood, nu christen, het gevoel hebt dat je alles bent verloren, kijk dan nog eens naar je voorouders. De één na de ander gaven ze op wat ze hadden, het land van hun ouders, het respect van mensen, hun hele rijkdom: de kern van wie zij waren was juist, dat ze het allemaal los konden laten, juist omdat ze verlangden naar dieper, naar meer, naar vrede van God.
Dus volgens die brief aan de Hebreeën ben jij juist als christengeworden Jood op een heel diepe manier op dezelfde manier een gelovige als Abraham, Isaak en Jakob en de rest. Wat gold voor hen geldt precies voor jou: geloven maakt je anders. [7] En als ik het nu goed begrijp, kunnen jij en ik als christengeworden heidenen dat ook zijn. Op een heel diepe manier op dezelfde manier een gelovige als Abraham, Isaak en Jakob, als Sara, Deborah en Esther. En dan gaat het om geloof. En geloof is volgens de definitie waarmee Hebreeën 11 begint, de zekerheid dat alles waarop we hopen werkelijkheid wordt. Het geloof overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. Abraham is anders. Wat maakt Abraham anders? Ja, besnijdenis. Ja, offers en rituelen. Maar ten diepste: geloof. Abraham kijkt om zich heen. Abraham ziet andere mensen ook om zich heen kijken. Maar het is net of die anderen niet zien wat hij ziet. Zij zien alleen wat je kunt zien. En dus vinden ze dat belangrijk. Dat je veel bezit, dat je rijk bent. Dat je het goed doet bij de vrouwtjes. Of bij de mannetjes, natuurlijk. Wat mensen van je zien en van je denken. En Abraham ziet dat alles ook wel. Maar Abraham heeft van God een droom in zijn hart gekregen, een droom van vrede, van vrede met God en vrede met mensen. En Abraham gaat die droom achterna. En de rest kan hem gestolen worden. Letterlijk. Dat is Abraham. Dat ben jij. Anders dan de rest.
Maar ben je dat? O o… Ben ik dat…? [8] Zo’n Abraham, zo’n geloofsverrekijker? Maar waar begin ik dan aan? Moet ik dan al m’n zekerheden opgeven? Moet ik m’n bezittingen verkopen en het geld aan de armen geven? Maar wat houd ik dan nog over? Hoe ga ik het dan redden? Nu heb ik het vermoeden dat als onze Heer Jezus hier vanmorgen op de preekstoel zou staan, ja, nee, Hij zou natuurlijk gewoon in ons midden gaan zitten, dat Hij, als jij in lichte paniek die vragen stelt, dat Hij je dan stralend aan zou kijken en zou zeggen: ‘Precies, dat! Naar de hel met al je eigen zekerheden, kom maar bij Mij. Verkoop al je bezittingen en geef het geld aan de armen, wat een prachtig idee van je! En de spijker op z’n kop: jij gaat het niet redden. Ik ga jou redden.’ De spijker door z’n pols…
Maar ik ben onze Heer Jezus niet, dus ik kan dat niet zomaar zeggen. Vooral omdat ik zelf als gelovige ook nog maar een amateur ben, natuurlijk. Wat ik wil doen, is jou en mijzelf de goede kant op wijzen. Dat jij en ik in onze eigen situatie in elk geval op weg kunnen gaan om gelovige te zijn, om anders te zijn dan de anderen. Misschien ontmoet je soms mensen die al een stuk verder zijn dan jij en ik. Maar dat we dan in elk geval dezelfde kant op gaan. Onze stappen zetten in de richting die past bij mensen die niet passen bij de wereld maar die passen bij God. Onze stappen zetten op het pad van de vrede, van liefde, van recht, het pad van de hoop.
Stap 1 in anders zijn: erken inderdaad dat deze wereld stuk is, diep vanbinnen. [9] Nu is dat nogal gemakkelijk: zolang er nog ergens één kindslaaf aan het werk is in een goudmijn of in een kledingfabriek of erger natuurlijk, is het hier een godgeklaagde rotzooi. En dan zwijg ik over zoveel moorden dagelijks, over zoveel huiselijk geweld, over mensen die in Afrika aan mpox sterven omdat hier de Russen kunnen komen ofzo, en dan nog al die dieren… Maar dat is nog relatief gemakkelijk, dit te erkennen. Dat wil zeggen, ik sluit er persoonlijk liever mijn ogen voor en ook mijn hart, maar dat vind ik niet oké van mezelf. Ik wil open zijn voor het feit dat deze wereld stuk is, diep van binnen. Maar de echt moeilijke opdracht is de volgende: dat je daar niet de anderen de schuld van geeft, niet het noodlot en zeker niet God, maar dat je de hand in eigen boezem steekt. Dat deze wereld diep van binnen stuk is, dat hangt aan alle kanten samen met dat ik de wereld niet kan helen, niet in het klein, niet in het groot. [10] Want ook ik ben diep van binnen kreupel, gebroken, stuk.
En dus is stap 2 van anders zijn: erkennen dat je van een ander afhankelijk bent, en redelijkerwijs gesproken gaat dat een Ander-met-een-hoofdletter zijn. [11] Dat wil zeggen: stel dat wij inderdaad verantwoordelijk zijn voor deze planeet en voor de mensen om ons heen, zeker geen onredelijke gedachte en zeker wél een bijbelse, dan is precies dat ons dilemma. De verantwoordelijkheid ligt duidelijk bij ons, maar wij hebben even duidelijk een ander nodig, een Ander-met-een-hoofdletter. Ik ga nu niet uitleggen hoe God die puzzel heeft opgelost. Het gaat me nu om hoe je als gelovige anders bent en de tweede stap, nadat je eerst de puinhoop hebt gezien die wij ervan hebben gemaakt, is deze: dat je hardop tegen jezelf en tegen elkaar zegt: dit redden we niet. We kunnen doe-het-zelven tot we een ons wegen, maar dit redden we niet. God, wij belijden, als U ons niet redt, dan zijn we verloren.
En dit is stap 3: laat je hart zijn, waar je schat is. [12] En dit is waar het rubber het asfalt raakt. Ik zeg niet, dat je als christen geen bezit mag hebben. Ik zeg niet, dat je niet mag werken met je talenten. Ik zeg niet, dat je je niet thuis mag voelen bij je gewoonten en je tradities. Het is allemaal menselijk en menselijk is goed. Maar ik zeg wel en volgens mij namens God, dat je al die dingen mag bezitten, alleen als je ze bezit alsof je ze niet bezit. Want je bezit en je talenten en de kleine vrede van je geordende wereld, ze zijn allemaal op z’n best een afspiegelingetje van de echte vrede, het echte rijk zijn, het echte mens zijn dat je van God krijgt. Laat je hart zijn, waar je schat is. Je schat is: ik en jij en wij, wij mogen bij God horen. Genade, zo oneindig groot. Hij wil onze woning zijn, onze rijkdom, onze vrede. Geloof je dat? Ligt daar je hart, bij Hem? Dan ben je raar, dan ben je vreemd, dan ben je anders. Omdat je blij bent met het dak boven je hoofd – maar ook als je het kwijtraakt ben je bij God. Omdat je geniet van waardering van mensen – maar het zo allemaal opgeeft voor waardering van God, want kom op, wat interesseert het wat de mensen denken. Je bent niet pas veilig als je leven gaat volgens jouw planning. Je bent veilig. Punt. Vrede met God. En dus ben je veilig. Punt. Laat de toekomst maar komen.
[13] Dus stond ik hier dinsdag buiten de kerk. Ze liep weer weg, die mevrouw, naar haar woonvorm. En eigenlijk, dacht ik, was ze anders dan ik, maar dan vooral omdat ze dichter bij God was… Ga maar na: diep doordrongen van de chaos in de wereld, gewend om van anderen afhankelijk te zijn, niet veel rijker dan wat ze mee kon dragen… Nee, ze had niet zoveel met God of geloof. Maar het idee dat ze eigenlijk heel dichtbij het koninkrijk is liet me niet los. En ik schaamde mij dat ik mij even had afgevraagd of ik mij niet moest schamen als mensen mij met haar zouden zien. God zij dank schrijft de Hebreeënbrief: God schaamt zich niet mijn God genoemd te worden. God zij dank zegt de Hebreeënbrief: Hij heeft een stad voor ons gereedgemaakt. Hij wel. Voor jou.
Amen.