16 november 2025 – Jesaja 57 – Ademloos

Votum & groet

Zingen:                                NPB 150: 1, 2 (Halleluja, volken, kom)

Zingen:                               Opwekking 488 (Heer ik kom tot u; neem mijn hart verander mij)

Leefregels:         Matteüs 5: 3-10                                                                                                      

Zingen:                               Opwekking 268 (Hij kwam bij ons, heel gewoon)                                                         

Gebed

Bijbellezing:       Jesaja 57: 14-21                                                                                                      

Zingen:                               GK Psalm 103: 3, 5, 8 (Hij is een God van liefde en genade)

Preek                   Jesaja 57: 15-16

Zingen:                GK Psalm 138: 1, 4 (Ik zal met heel mijn hart uw eer)

Gebed                 

Collecte              

Zingen:                Opwekking 818 (Eenmaal maakt U alles weer nieuw)

Zegen:  

Jesaja 57: 15-16

[1] Ademloos.

Ademloos heb ik staan kijken in de deuropening. Ze waren nog klein, m’n kinderen, en in de  loop van de avond waren ze gaan slapen, de een na de ander. En als ik naar boven ging, dan ging ik nog even kijken. Met de deur op een kier. En daar lagen ze dan. Helemaal stil, heel diep in slaap… af en toe ademhalend… En ik stond ademloos te kijken in de deuropening. Ademloos, want ik wilde ze niet wakker maken. De drukte van de dag was voorbij. De ruzies, het schelden, het lachen, de duizend en een dingen die je leven vormen. Maar nu waren ze stil. Stil en kwetsbaar, en raakten ze me meer dan ik je zeggen kan.

I

Maar goed, ik wil het met je over Jesája hebben. En Jesaja heeft het niet over z’n kínderen naar wie hij ademloos staat te kijken, Jesaja heeft het over God. Jesaja heeft het over een God die [2] adembenemend is. Dat is typisch voor Jesaja, typisch voor deze grootste profeet van God in Israël. Hoe je het ook went of keert, door Jesaja wil God iets over zichzelf vertellen. Door Jesaja wil God iets van zichzelf laten zien. En wat Hij wil laten zien is adembenemend. Dat is al zo vanaf het begin. In hoofdstuk 6 van Jesaja vertelt Jesaja van hoe het begon. Van hoe hij profeet geworden was. Zijn roepingsvisioen. Hoe hij, Jesaja op de drempel had gestaan van de tempel, en hoe het was of de deur van de hemel zelf op een kier stond. En wat Jesaja zag, was adembenemend. Wacht, ik lees het je even voor.

[3] ‘In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. Boven Hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en twee om mee te vliegen. Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.’ [4] Door het luide roepen schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. Ik schreeuwde het uit: ‘Wee mij! Ik ben verloren, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de HEER van de hemelse machten, gezien.’

[5] Zo groot is God. Gelukkig mocht Jesaja blijven leven. Gelukkig, want nu kon hij ons over God vertellen. En over Gods boosheid. En over Gods plannen. En over Gods trouw en over zijn liefde. Maar nooit heeft Jesaja dit ene vergeten: dat God adembenemend is. Dat als je voor Hem staat, dat je dan ademloos bent. En altijd is Jesaja het blijven herhalen. Dit is hoe ik God heb leren kennen. Dit is hoe God is. Hieraan kun je Hem herkennen. En aan deze boodschap over God kun je Jesaja herkennen. Er is er maar één zoals Hij. Zo adembenemend.

Dus lees je het ook in het Bijbelgedeelte van zonet. [6] ‘Dit zegt Hij die hoog is en verheven, die troont in eeuwigheid – heilig is zijn naam: ‘In hoogheid en heiligheid zal Ik tronen.’’ Kan niet missen, dit is Jesaja, dit is de God van Jesaja. Wij zijn laag; Hij is hoog. Wij zijn onlosmakelijk aan de aarde verbonden, Hij is verheven. Wij zijn mensen van de tijd, je let even niet op en we zijn passé. Hij troont in eeuwigheid. Wij heten gewoon Jan en Piet, Hij heet heilig. Ik zit op mijn hurken in de modder, Hij troont in hoogheid en heiligheid. Zo adembenemend.

[7] Hoe adembenemend is God voor jou? Herken je ook iets van de eerbied van Jesaja? Of ben je dat een beetje kwijtgeraakt? Zou zomaar kunnen natuurlijk. Omdat jij nooit zo’n visioen van God hebt gezien, zoals Jesaja zag. Omdat er zoveel andere dingen om je heen zijn die je blikveld vullen en je aandacht vragen. Omdat het hele idee van een grote en heilige God op geen enkele manier bij je alledaagse wereld past. Misschien vergis ik me, hoor. Misschien heb jij juist wel ervaring mét en kennis ván God die groot is en heilig. Misschien kom je Hem tegen in zijn schepping; dat zou natuurlijk zomaar kunnen. Misschien herken je dwars tegen alles in juist wel iets van dat visioen van Jesaja. En als dat zo is, dan ben je gezegend. Dan geeft God jou reden om Hem te danken. Omdat Hij zich zo adembenemend aan jou laat kennen.

II

Maar de mensen van toen waren dat een beetje kwijt. Zij waren niet langer ademloos door Gods adembenemende grootheid. Zij waren ademloos, ja, maar dan meer in de zin van [8] buiten adem. Ze hielden het niet meer vol. Ze waren God behoorlijk kwijt. De mensen van toen. Wat ik nu vertel haal ik uit hoe ik de slothoofdstukken van het boek van Jesaja zie. Ik denk dat heel Jesaja bestaat uit drie delen. [9] Deel 1 is hoofdstuk 1-39. Dat gaat over de grote en heilige God en over dat God kwaad is dat de mensen, tot en met zijn eigen volk toe, er zo’n puinhoop van maken. Dat ze elkaar kapot maken en Hem vergeten. En het gaat over hoe God zegt dat het zo niet langer kan. En dat, als het wel zo doorgaat, Hij gaat ingrijpen. En dat heeft God gedaan. De koning van Babel kwam en verwoestte de tempel, verwoestte de stad en nam de mensen gevangen. De ballingschap. Wat nu?

Het tweede deel van Jesaja geeft antwoord. Het tweede deel, hoofdstuk 40-55, is vol evangelie. God spreekt: woorden van troost. God spreekt: woorden van herstel. God spreekt: woorden van hoop. En kijk, het gebeurt. Er komen mensen terug uit Babel. De stad Jeruzalem wordt beetje bij beetje weer opgebouwd. Kennelijk wil God toch nog verder met ons! Toch? – En dat is dan waar we nu zijn. Deel 3 van Jesaja, hoofdstuk 56-66, gaat over deze tijd, onze tijd vol vragen. Ja, het oordeel was terecht, en het is gekomen. Maar God heeft toch beloften gedaan? Beloften van herstel en van nieuw leven? Maar wat nu, als we dat niet zien? Wat nu, als we dat heel weinig zien? Wat nu, als we dat soms zien, maar vaak ook niet? Waar is God dan? Ziet Hij ons wel? Of heeft Hij ons verlaten, verdrukt als we zijn, buiten adem door alle ellende?

[10] Opnieuw stel ik je de vraag. Herken je dit? Maar dan nu, dit verslagen zijn, dit platgedrukt zijn, dit buiten adem raken? Herken je de vraag naar waar God dan is? In een vorige preek, over Jesaja 56, heb ik gezegd dat God in die situatie ervoor kan kiezen, ervoor heeft gekozen om in die situatie juist meer te beloven. In dat vorige hoofdstuk was zijn belofte: zijn huis, Gods tempel, gaat bedehuis zijn voor alle volken! Hij, God, blijft luisteren, en Hij gaat zelfs luisteren naar alle mensen, uit alle groepen en naties, en ook naar jou! En we hebben gezien dat de Here Jezus het bewijs is dat God het gedaan heeft, dat Hij het doet: blijven luisteren. Maar als je erover nadenkt krijg je hier opnieuw een antwoord van God in dezelfde situatie. Zelfde vraag: waar is God nu; nieuw antwoord.

En dus vraag ik je om na te gaan of dit ook jouw vraag is. En het kan zijn dat de vraag heel groot op je af komt. Dat jij je juist als kind van God, juist als iemand die met God en voor God wil leven, dat jij je verdrukt voelt. In de hoek gezet door alle grote geweld en onrust in de wereld. Er gaat zoveel mis. Er is zoveel ruzie. Ook zoveel verschil van mening tussen gelovige  mensen. En de grootste schreeuwers lijken de baas. Waar blijf jij dan in al dat grote geweld? Maar het kan ook kleiner zijn. Kleiner in de zin van dat het vooral jou persoonlijk treft. Niet kleiner in de zin van dat het je minder doet. Het kan je ook treffen in je relaties, in je gezin, in je gezondheid… Wat kun je je in de hoek gezet voelen, klem voelen, het uitzicht kwijt zijn, geen lucht meer overhouden. En als je probeert het bij God te melden… Waar is Hij dan? Hij met zijn grote beloften? Herken je dit?

Ik wil ons vragen om hier even stil te staan. Stil te staan bij gebroken zijn. Nee, je hoeft het niet op te zoeken. Als jij je sterk voelt, wees ermee gezegend. Als jij de goede plannen hebt en ze lukken, ga dan door en ga ook met je dankbaarheid naar God. Maar laten we nu met elkaar een moment stilstaan. Bij de keren dat het ons niet lukt. Dat we machteloos zijn en we het weten. Dat wat er ons gebeurt te groot voor ons is. Ons wegdrukt. Misschien weet je waar ik het over heb, uit eigen ervaring. Oké, dan weet je het. Je mag er even bij stilstaan. Misschien herken je het niet. Is ook goed. Toch vraag ik je dan je voor te stellen dat er een moment komt, misschien aan het eind van je leven, dat je niet verder kunt, omdat je alles is ontnomen, tot je laatste adem toe. Wat dan?

[11] Dit zegt Hij die hoog is en verheven,

die troont in eeuwigheid – heilig is zijn naam:

In hoogheid en heiligheid zal Ik tronen …

-mét hen die gebroken zijn en nederig van geest,

opdat de nederige geest herleeft,

opdat het verbrijzelde hart tot leven komt.

Want niet eindeloos blijf Ik twisten,

niet eeuwig duurt mijn toorn.

Anders zou hun geest voor Mij bezwijken,

de levensadem die Ik hun gegeven heb.

III

Hij kan het dus allebei! ‘In hoogheid zal Ik tronen’ en toch tegelijk  ‘met hen die gebroken zijn van geest.’ En we hebben naar die beide kanten gekeken vanmorgen: de kant van Gods adembenemende grootheid én de kant van onze ademloze kwetsbaarheid. En nu wil ik samen met jou met deze woorden naar onze Heer Jezus Christus gaan. Ik denk dat Hij Gods antwoord is op onze vragen. De Heer Jezus Christus. [12] Ik denk dat Hij in persoon het antwoord is op onze vragen, ook naar aanleiding van deze bijbeltekst. Hij is dat niet omdat ik denk dat dit Bijbelhoofdstuk, zeg maar, een voorspelling is die direct over Hem gaat, over Christus. Nee. Jesaja heeft gesproken op zijn eigen tijd, in zijn eigen tijd, voor zijn eigen tijd. Maar Jesaja heeft wel over God gesproken. De enige God, de echte God. En God heeft door Jesaja gesproken. En je mag het zeker weten: wat Jesaja over God vertelt is waar. Het beeld dat hier van God wordt getekend, dat is betrouwbaar. En precies dat, hoe God hier wordt getekend, precies dat zie ik terug in Jezus Christus. Die echt God was, hoog en heilig. En die mens was, tussen alle gebrokenen en nederigen van geest. De Koning – knecht. Die kwam met letterlijk deze boodschap: ‘Gelukkig wie nederig van hart zijn.’

En nederig was Hijzelf, en gebroken van geest… Vooral aan het eind van zijn leven, toen Hem de adem werd ontnomen. Het laatste leven eruit geslagen. En Jezus riep met luide stem: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ Christus zelf: buiten adem. Alleen maar stilte… ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’

Wat gebeurt hier eigenlijk? Ik wil proberen iets te zeggen over wat hier gebeurt. Je weet: de Bijbel tekent ons God als Vader, Zoon en Heilige Geest. Hoe dat precies is en hoe dat precies gaat, dat weet ik niet. En jij ook niet. Hoe is God eigenlijk, hoe werkt Hij vanbinnen? De kerk heeft gezegd dat je bij God vanbinnen aan liefde kunt denken en aan relaties. Liefde van een Vader voor een Zoon, en weer terug, door hun Geest. Oké. Wat ik nu zeg is bedoeld om binnen deze lijnen van de kerk te blijven. Maar het zet me gewoon aan het denken.

Ademloos – stond de Vader te kijken, door de deuropening van de hemel. Kijk, daar lag Hij, zijn Zoon, helemaal stil, diep in de diepste slaap. De strijd was gestreden. De drukte was voorbij, de ruzies, het lijden. Nu lag Hij daar ademloos stil. Stil… en ónkwetsbaar. En het raakte de Vader meer dan ik je zeggen kan. En toen herinnerde God zich wie Hij was, hoe zijn profeten over Hem gesproken hadden, hoe zijn profeet Jesaja over Hem gesproken had, op zijn, op Gods eigen initiatief:

[13] Want niet eindeloos blijf Ik twisten,

niet eeuwig duurt mijn toorn.

Anders zou hun geest voor Mij bezwijken,

de levensadem die Ik hun gegeven heb.

[14] Dit had Jesája niet voorzien. Dat God op deze manier voor ons leven zou zorgen. Dat Hij de adem die Hij eens aan de eerste mens, aan Adam had gegeven, dat Hij die opnieuw zou geven aan de tweede mens, de tweede Adam: Christus. En dat die dan opnieuw de eerste mens zou zijn van een hele mensheid aan wie God het leven wil geven. En Jezus herademde. En Jezus herleefde.

En jij? Wat denk je. Mocht jij ooit God kwijt zijn, mocht jij ooit het gevoel hebben dat je God kwijt bent, omdat je vastzit, platgewalst, kapot – vergis je dan niet doordat je denkt dat God er níet bij is, dat Hij ergens hoog boven onaangedaan zit te wezen in zijn hemelse heiligdom. Integendeel. Juist niet. Niet Hij. Hij zet juist zijn god-zijn, zijn heiligheid, zijn macht en zijn kracht in voor wie het diepst onderuit gegaan is. Juist waar het misgaat, daar is God. Hij laat niet los wat Hij begon.

Amen.

Scroll naar boven