Votum & groet
Zingen: NPB Psalm 46: 1, 2, 3/God, onze burcht, blijft voor ons zorgen
Gebed
Bijbellezing: Genesis 2: 4-17
Zingen: LB Psalm 23b: 1, 4, 5/De Heer is mijn herder!
Zingen: GK Gezang 225: 1, 4, 5, 6/Nu gaan de bloemen nog dood
Geloofsbelijdenis
Zingen: LB 345: 1, 2, 3/Gij hebt uw woord gegeven
Gebed
Collecte
Zingen: LB 978: 1, 2, 3, 4/Aan U behoort, o Heer der heren
Zegen
Genesis 1, 9-13.
Wie van jullie houdt er van tuinieren [1]? Vingers omhoog… even schatten… dat zijn er toch wel heel wat. Dank je wel. Zoals je ziet heb ik mijn vinger niet omhoog. Ik heb geen groene vingers, ik zal dat eerlijk toegeven, maar eigenlijk is dat iets verdrietigs. Want God heeft wel wat met tuinieren. Dus als jij tuinier in hart en ziel bent, dan heb je op een hele bijzondere manier heel direct contact met God. Je bent zijn beeld op een bijzondere manier.
Gelukkig zijn er duizend en één manieren waarop je ook het beeld van God kunt zijn, ook op hartsniveau. Als je dol bent op je kinderen of kleinkinderen, knipoogt God de Vader in de hemel en zegt: ‘Zie je wel!’ Als jij tot tranen geroerd bent door Bach of de Beatles, dan kan God ook zo zonder woorden met jou communiceren. Gelukkig ben je beeld van God en vindt God wel een manier om een heel speciale band met Hem te hebben. Maar dit is duidelijk: een van die manieren is tuinieren. En daar gaat deze preek over, over de derde scheppingsdag. Wat heeft God met tuinieren?
1. In het begin was de Waddenzee [2], bij hoog water, met mistig weer, ’s nachts. Eerst zorgde God dat het dag werd; er moest licht zijn. Toen trok God de nevel op; de horizon werd zichtbaar, en de Poolster nog net in de schemer. En toen duwde God het water weg en kwam het land tevoorschijn. En waar de vloed genoeg klei gedumpt heeft kun je een dijkje bouwen of misschien is dat niet eens nodig en ontstaat vanzelf het vaste land, het hoge land. Nee, ik weet ook wel dat de Bijbel zegt dat de schepping plaats vond rond Irak ofzo. Maar in Irak ben ik nooit geweest (en ik hoef ook niet zo nodig), maar de Waddenzee, die ken ik wel. En mooi wel dat een etmaal daar in het Noorden je iets laat zien van de eerste drie scheppingsdagen uit Genesis 1.
[3] Als je er even bij stilstaat, bij Genesis 1, dan ontdek je dat de eerste drie dagen rijmen op dag vier, vijf en zes. Op dag één [4] zet God het licht aan, dat correspondeert met [5] zon, maan en sterren van dag vier; op dag twee haalt Hij het water uit elkaar, [6] de wolken naar boven, de zeeën beneden, wat correspondeert met [7] de vogels en de vissen van dag vijf; en op dag drie haalt Hij [8] land en water uit elkaar, zodat er ruimte is voor [9] de planten en de dieren en de mensen van dag zes. Mooi schematisch, zo. Ja, niet dus. Want op dag drie maakt God alvast wat de Waddenzee moet missen: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ Dat God die planten naar voren haalt [10], en die ene keer aan het eind van dag drie niet alleen maar ruimte creëert, maar alvast aan het invullen gaat:God heeft iets met tuinieren. Het schema van de schepping kan mooi zijn, drie plus drie, maar jong groen is mooier dan een schema. ‘En God zag dat het goed was.’
Dat God iets met tuinen heeft, met akkers en groen en groei, dat blijkt ook als je verder leest in het boek Genesis. We hebben zonet een stuk gelezen uit Genesis 2 [11], en wat je ook wel of niet uit dat hoofdstuk kunt halen, een ding is duidelijk. God + aarde + jong groen + mens = een droomtuin. Kijk, Genesis 2 vanaf vers 4 vertelt de geschiedenis van de aarde, namelijk wat er van de aarde geworden is. ‘Geschiedenis’ is een kernwoord in het hele boek Genesis, en betekent zoiets als ‘het verdere verhaal.’ Dus als de Bijbel de rest van het verhaal van hemel en aarde vertelt, dan focust de Bijbel op hoe het ging in de Hof van Eden. Want God heeft iets met tuinieren, met akkerbouw en groen en groei.
Nu wil ik niet doen alsof dat alles is wat Genesis 2 vertelt. Het vertelt namelijk niet maar hoe het verder ging, maar het neemt ook een nieuwe aanloop met hoe het zo geworden was [12], en die nieuwe aanloop van Genesis 2 verschilt van die van Genesis 1. Kijk maar. [13] In Genesis 1 maakt God als eerste levensvorm de planten en de bomen, op dag drie. In Genesis 2 lezen we dat voor er planten waren God de Heer [14] de mens maakte. Ging Genesis 1 verder met [15] vogels (en vissen), dag vijf, Genesis 2 zegt dat als tweede levensvorm [16] een tuin met bomen het licht zag. Daarna introduceert Genesis 1 [17] de landdieren, op dag zes, maar Genesis 2 [18] de wilde dieren en de vogels. Tenslotte noemt Genesis 1 [19] de schepping van de mens, waar Genesis 2 [20] de schepping van de vrouw plaatst. ???Knappe jongen die dat recht kan praten.
Ik ga vandaag niks recht praten.Ik ga je vandaag vragen eerbiedig te zijn. Ik lees de Bijbel en ik zie dat Genesis 2 een nieuwe aanloop neemt, net anders dan van Genesis 1. Dan kun je zeggen: het is een puzzel, en we moeten net zolang doorredeneren totdat het logisch klopt. Maar dan maak je wat logisch is belangrijker dan de Bijbel. Toen dit bijbelboek op papier werd gezet hadden ze ook wel door dat hier een rimpel zit. Kennelijk vonden ze het eerbiediger die rimpel te laten zitten, dan te doen alsof één van beide benaderingen minder over God openbaarde dan de andere. Kijk, wij zijn er niet bij geweest toen God de wereld maakte. Dus hoe Hij dat precies gedaan heeft, wie zal het zeggen? [21] Maar dat Hij het gedaan heeft is duidelijk, zoals er veel meer duidelijk is, zoals [22] dat het goed was en veilig en mooi; zoals [23] dat God iets met tuinieren heeft. Zie dag drie; zie Genesis 2.
2. Goed, tot zover over het kader, de schepping. Nu zoomen we in op wat God maakte op de derde dag. [24] ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ Over dat jonge groen: dat is primair [25] het gras dat overal op aarde als eerste opkomt, in de lente, na de droogte, na een bosbrand of een vulkaanuitbarsting. Onstuitbaar, klein maar dapper, vol energie, een belofte voor de toekomst. ‘Zaadvormende planten’ zijn [26] de granen en de erwten, de sla en de aardbeien, niet per definitie alleen maar eetbaar, maar toch vooral heel bruikbaar voor een gezond dieet. Samen met die andere natuurlijk, ‘bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ [27] Appelbomen, perenbomen, pruimebomen, olijfbomen, wijnranken, bramen, je hebt ze voor het oprapen.
Al dat groen, God heeft er plezier in het te planten en te laten groeien. Serieus, het hoeft iemand die Genesis begint te lezen vanaf het begin niet te verbazen dat als het later misgaat en God opnieuw met een oervloed alles uitgumt en overnieuw begint, nou, drie keer raden waar de duif mee terug komt vliegen naar Noach, naar de ark. Precies, [28] een olijftak, groen en fris. En als je de moeite neemt om door te lezen, de hele Bijbel van A tot Z, drie keer raden wat er groeit in het nieuwe Jeruzalem, de stad van Gods dromen. ‘In het midden van het plein van de stad (zeg even: de Coolsingel) en aan weerskanten van de rivier stond [29] een levensboom, die twaalfmaal vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing.’ Wat verrast is dat het maar doorgaat, wat verrast is dat het nog veel spectaculairder wordt. Maar groen is natuurlijk voor eeuwig, en groei en bloei, want groen is de kleur van God.
Één ding wil ik daar nog wel aan toevoegen. Wat begint met jong groen op dag drie, wat ingevuld wordt met de paradijstuin in Genesis 2, loopt niet uit op een oerwoud of op een eindeloze prairie in Openbaring 22. Het gaat van paradijstuin naar hofstad. Gods groene hart maakt groen niet heilig in zichzelf. Het groen is net als de sabbat: je moet er wel van genieten. En met planten en bloemen gaat dat nog wat verder dan die sabbat. Het is je gegeven om mee te werken [30]. Wij lopen vandaag weg met ongerepte natuur, oké. Maar tuinen en boomgaarden en akkers zijn in Bijbels perspectief geen verkrachte natuur, maar door God gewild. Prima dus als jij je hart ophaalt in de Ardennen of het Zwarte Woud, de Alpen of de Rocky Mountains. Maar God is van harte net zo dichtbij op een volkstuintje en in het Prinsenpark.
Hoe werkt dat dan bij jou en mij vandaag? Da’s eenvoudig. Als je weer eens op een zonnige morgen op je blote voeten door het natte gras loopt, wil ik graag dat je terug denkt, om mij niet aan deze preek, maar wel aan God, die dat gras tevoorschijn heeft geroepen, omdat Hij weet hoeveel plezier Hij er jou mee doet. Jij lijkt op Hem, dus Hij weet waar jij blij van wordt. En als je op een warme nazomerdag gaat bramenplukken, en kijk uit voor de stekels, want die zijn gemeen, maar je proeft zo’n volle donkere rijpe braam en het meest hemelse zoet dat je ooit hebt geproefd, van mij mag je deze preek vergeten, als je dan maar even omhoog kijkt en dank-u-wel zegt. En als je in je tuin de bloemen ziet, besef dan dat God het zegt met bloemen. Wat zegt? Dit zegt: Ik houd van jou. [31] Dank U wel.
Dat welbevinden in de wereld zoals die op dag 3 al af was, dat heeft een lange traditie. Moet je horen hoe het vrederijk onder Salomo getekend wordt, de gouden eeuw van Israël (1 Koningen 5, 5 (of: 4, 25)): ‘Zolang Salomo leefde, konden de inwoners van Juda en Israël, van Dan tot Berseba, onbezorgd onder hun wijnrank en hun vijgenboom zitten.’ [32] Geen wonder dat later de profeten, eeuwen na het instorten van dat gave koninkrijk, door de Geest van God gingen dromen (Micha 4, 4): ‘Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt.’ En dat moet jou niet te min zijn, want God die dit zegt presenteert zichzelf door diezelfde profeet: ‘… want de Heer van de hemelse machten heeft gesproken.’ De God van engelen en sterren is blij als Hij jou brood en wijn kan geven. Dag 3 is vandaag.
[33] Brood en wijn? Ja inderdaad. Brood is wat je maakt van zaaddragend gewas, van graan. Wijn pers je van druiven, van kleine vruchtbomen. Ik ben niet de eerste die die link legt tussen Genesis 1 en het Avondmaal. De producten van wat God op dag 3 heeft gemaakt blijken in een nieuwe setting opeens te verwijzen naar het lichaam en het bloed van de Heer. Maar dan naar het feit dat Hij zijn lichaam en bloed opgeeft, om ons het leven te geven. Het leven, zoals God dat vanaf het begin in gedachten had, met brood om te eten en wijn om te drinken. Daarom leert Christus je ook te bidden, nog voor je vraagt om vergeving en bescherming: geef ons vandaag het brood van elke dag. Het brood waar je om vraagt in de vierde bede is wat God voor je zaaide en liet groeien op de derde dag. De God van engelen en sterren is blij als Hij jou brood en wijn kan geven. Denk daar eens aan als je straks alleen of met je gasten aan tafel zit. Dag 3 is vandaag.
3. Maar is het dan alleen maar mooi vandaag? Nee, helaas niet. Als in Genesis 2, na een nieuwe aanloop, de mens de schop in de hand krijgt om aan het werk te gaan in de tuin van God, dan staat er één boom met een onzichtbaar hek eromheen, of eigenlijk (zo blijkt iets later) zijn het er twee. Midden in de tuin staat een boom, de boom van de kennis van goed en kwaad [34]. De vruchten van die boom zijn voor mensen dodelijk. Het heet een mooie boom te zijn, goed om onder te rusten, aangenaam om van te eten. Maar voor ons kennelijk een brug te ver. Je ziet het er niet aan af, maar van die boom ga je dood. [35] Dood.
Ik hoef je denk ik niet te vertellen hoe dat verder ging. Eva geloofde de leugen dat het niet waar was, en Adam stond erbij en keek er naar en deed verdrietig genoeg mee. En als je denkt, maar dat zijn zij, dat zijn Adam en Eva – word volwassen, alsjeblieft. Dat was ik, dat was jij. Want ook als ik niet precies kan uitleggen hoe ik daarbij betrokken was, ik weet wel dat ik erbij betrokken was, en dat het gif ook in mijn genen zit, en in mij hart. Dus at het volk Israël bij hun feest van brood en wijn ook bitter kruid, en klaagt Jeremia (in Klaagliederen 3, 15): ‘Hij (God) verzadigt mij met bittere kruiden, hij geeft me alsem te drinken in overvloed.’ Noem mij maar Mara, noem mij maar bitterheid.
Nu wil ik je er vandaag op wijzen dat God op de derde dag al het groen zaaide en plantte. De zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin, de boom van de kennis van goed en kwaad, de boom van het leven… maar ook die ene pijnboom, die zich voort zou planten en die duizenden jaren later als volgroeide nakomeling zou worden omgehakt door een Joodse timmerman die een contract had van de Romeinse overheid voor het leveren van drie palen, vier meter hoog, en voor drie balken van twee meter. Want er moesten er weer drie gekruisigd worden. En kijk, daar loopt er nog één van de drie, de laatste, te zeulen met zijn dwarsbalk door de straten van Jeruzalem. Het is Jezus van Nazareth. En ach gut, de oude vrouwtjes staan langs de weg te huilen. Zielig.
Maar wacht, Hij stopt, wat zegt Hij nou? ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen… Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’ Wat zegt Hij nou? ‘Als dit gebeurt met het jonge hout…’ Inderdaad. Er is (naar Jesaja 11, 1) een telg opgeschoten uit de stronk van Isaï, een scheut uit zijn wortels kwam tot bloei. ‘Als een loot schoot hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in dorre grond.’ (Jesaja 53, 2.) Inderdaad, Hij werd verbannen uit het land der levenden (53, 8). Maar vergis je niet.
Midden in de wereld staat een boom, een dode boom, [36] een kruis. De vruchten van die boom zijn voor de mensen het leven, het leven dat voor ons zelf een brug te ver was. Het ziet er niet uit, zo’n kruishout, geen plek om het hoofd neer te leggen, geen tastbare, eetbare vruchten. Maar van die boom ga je leven. [37] Leven. Om reden van die boom, om reden van het kruis, staat er straks voor eeuwig een levensboom te bloeien in de hofstad van de Heer. En als jij nou van tuinieren houdt, dan weet ik zeker, zul jij daar een akker krijgen, en die zul je dan spitten, tot eer van God, je zult spitten en niet moe worden. Want er zal niets meer zijn waar nog een vloek op rust, dan gaan geen bloemen meer dood, in het hoge land van God.
Amen.